Deze functie wordt gebruikt om het brandstofsysteem te ontluchten na een reparatie. Door eerst de brandstofpomp voor 3 minuten te laten werken en vervolgens de motor voor tenminste 10 minuten bij verhoogd stationair toerental te laten draaien.
Opmerking:
De volgende foutcodes voor het regelen van de toevoerdruk vooraf kunnen bij het activeren van de brandstofpomp worden geregistreerd: 26D000 en 26D200. Negeer deze en wis ze aan het einde van de functie.
Test condities:
Contact aan, motor uit.
Accuspanning hoger dan 12 V.
Geen fouten in het systeem.
Geen lek in het brandstofsysteem.
Brandstofniveau minstens 10 liter.
Zorg ervoor dat het voertuig niet kan bewegen.
Versnelling in positie P/N.
Procedure:
Start de functie en volg de programma instructies.
De brandstofpomp moet minimaal drie minuten geactiveerd worden om er zeker van te zijn dat het aanvoertraject voldoende ontlucht is.
Zet in de volgende stap de auto op de handrem, voor wagens met automatische transmissie moet de versnellingsbak in positie P.
Start de motor.
De nullastsnelheid zal verhoogd worden en de raildruk zal veranderd worden naar druk-gecontroleerd. De motor moet tenminste gedurende 10 minuten draaien in deze toestand om het brandstofsysteem voldoende te ontluchten.