Vervangen van bandenspanningssensoren

Deze functie kan gebruikt worden na het vervangen van bandenspanningssensoren.
Het voertuig gebruikt twee verschillende systemen om de bandenspanning te controleren:
De eerste voorwaarde om het systeem te laten werken is dat alle wielen zijn uitgerust met druksensoren, alle wielen de gespecificeerde druk behouden en dat het systeem geïnitialiseerd is.
Het regelsysteem voor bandenspanning is klaar voor gebruik als de motor wordt gestart en controleert de bandenspanning continu bij een snelheid van minimaal 30 km/u (19 mph).
Opmerking:
De positie identificatie van het identificatienummer van de bandenspanningssensoren wordt automatisch gedaan. Bij het verwisselen van een sensor is geen verdere actie noodzakelijk.
Bij elke keer ontsteking AAN/UIT, wordt de informatie over de wielpositie opgeslagen.
Test condities:
Procedure: