Bandendrukcontrole aanleren

Deze functie wordt gebruikt voor het aanleren van nieuwe bandenspanningsensoren in auto’s met bandenspanningscontrole (TPM).
Na vervangen van een sensor dient opnieuw een leerproces voor de bandenspanningsensoren te worden uitgevoerd. Alle sensoren moeten dit leerproces opnieuw ondergaan, zelfs als slechts één sensor is vervangen.
Opmerking:
“Locatie aangeleerd" wijzigt van “Nee" in “Ja". Bij sommige systemen bestaat de bevestiging uit een korte toon van de claxon. Wanneer het programmeren van de bandenspanningssensoren is voltooid, hoort u twee korte tonen van de claxon. Als u deze twee korte tonen niet hoort, controleert u dan of alle bandenspanningssensoren aangeleerd/geprogrammeerd aangeven.
Test condities:
Procedure:
  1. Druk "OK" om de functie te starten.
  2. Een dialoogvenster toont de status van de bandenspanningssensoren.
  3. Druk op OK om het leerproces op te starten.
  4. Start met het LINKER VOORWIEL en houd de antenne van het activeringsgereedschap naar de zijkant van de band gericht bij de velg waar het ventiel wordt geplaatst. Druk de activeringsknop in en laat deze weer los en wacht dan op de bevestiging dat de sensor geprogrammeerd is.
  5. Herhaal stap 4 voor het RECHTER VOORWIEL.
  6. Herhaal stap 4 voor het RECHTER VOORWIEL.
  7. Herhaal stap 4 voor het LINKER ACHTERWIEL.
  8. Controleer of alle sensoren zijn geprogrammeerd.
  9. Druk "OK" om de functie te verlaten.
  10. Controleer de bandendruk en stuur indien nodig bij.