Deze functie wordt gebruikt om de niveausensoren van het voertuig te kalibreren.
Opmerking:
De kalibratie van de peilsensor wordt uitgevoerd als:
Een van de peilsensors vervangen is.
Er werk is uitgevoerd aan de peilsensor.
De regeleenheid werd vervangen.
Kalibratie van de voorste niveausensor kan op twee verschillende manieren uitgevoerd worden:
1e manier: Verlaag de hoogte van de voorophanging, met behulp van de knoppen, zo ver mogelijk tot de as op het rubber rust.
2e manier: Lees de torenhoogte uit en stel de voorophanging bij met behulp van de knoppen. Installeer de kalibratietorens. Verlaag de voorophanging tot het chassis op de afstandhouders rust.
Kalibratie van de achterste niveausensoren kan maar op 1 manier uitgevoerd worden:
Lees de torenhoogte uit en pas de hoogte van de achterophanging aan met behulp van de knoppen. Installeer de kalibratietorens. Verlaag de hoogte van de achterophanging tot het chassis op de afstandhouders rust.
Testvoorwaarden:
De hoofdtankdruk dient hoger te zijn dan 8 bar.
De parkeerrem moet worden vrijgezet.
De wielen moet worden geblokkeerd.
Zorg dat zich niemand onder het voertuig bevindt.
Het voertuig mag niet belast zijn.
Extra assen (indien geplaatst) dienen opgetild te worden.
Procedure:
Start de functie.
Een dialoogvenster verschijnt, Druk "OK".
De kalibratie wordt gestart.
Kies de as die verhoogd of verlaagd moet worden.
Druk op "OK" om door te gaan.
De kalibratie is uitgevoerd.
De functie is nu voltooid.
Werkt de functie niet, controleer dan de testvoorwaarden en repareer eventuele defecten.