Niveaukalibratie luchtvering
Deze functie wordt gebruikt om de luchtvering te kalibreren.
De kalibratie van de niveausensoren wordt uitgevoerd wanneer:
De regeleenheid werd vervangen.
Niveausensors zijn gerepareerd of vervangen.
Het voertuig zal dan op en neer bewegen wanneer de luchtophanging gekalibreerd wordt. Het is daarom heel belangrijk dat er zich geen personen of uitrustingen bevinden in de zone rond of onder het voertuig, om schade of letsels te voorkomen.
Alvorens de functie te starten, zorg ervoor dat het voertuig in de volgende stand staat:
Constante luchttoevoer in het systeem.
Het voertuig moet op een vlakke ondergrond staan.
Het voertuig moet onbelast zijn.
De kalibrering wordt uitgevoerd met behulp van de knoppen omhoog en omlaag in het dialoogscherm. Voordat de kalibrering wordt uitgevoerd moet aan beide zijden achter een afstandhouder worden geplaatst tussen de as en het chassis. De maat van de afstandhouder is afhankelijk van het voertuigtype.
35 C - 40 C - 45 C - 50 C =110 mm.
Selecteer de kalibratiefunctie.
Er wordt een dialoogvenster met niveausensoren getoond.
Selecteer "Achteras" en druk dan op de knop "Omhoog" om het chassis omhoog te plaatsen.
Plaats de afstandhouders dichtbij elke balg.
Laat het voertuig zakken op de afstandhouders met de knoppen in het programma.
Kies "OK" om kalibratie te starten.
De kalibratie is voltooid.
Selecteer "Achteras" en druk dan op de knop "Omhoog" om het chassis omhoog te plaatsen.
Verwijder de afstandhouders.
Als de kalibrering is mislukt, controleert u de testvoorwaarden en probeert u het opnieuw.