Met deze functie reset u de aanpassingswaarden voor de brandstofpomp.
Opmerking:
De reset MOET gedaan worden wanneer de brandstofpomp is vervangen VOORDAT de motor gestart wordt. Wanneer de motor niet constant loopt, veel rook produceert of het brandstoffilter vervangen is moet deze procedure worden uitgevoerd.
Test condities:
Motor draait stationair.
Procedure:
Start de motor en laat deze stationair draaien.
Start de functie en wacht tot deze is voltooid.
Zet het contact af gedurende 15 seconden.
De functie is uitgevoerd.
De functie kan tot 10 maal herhaald moeten worden.