Programmeren inspuiting

Deze functie wordt gebruikt om nieuwe injectorcodes in de motor besturingseenheid te voeren.
Als een onjuiste injectorcode geprogrammeerd is, ontstaat ere en foutcode.
Opmerking:
De functie "Basisinstelling van injectors" moet uitgevoerd worden, als een of verschillende injectors geprogrammeerd zijn.
Test voorvereisten.
Procedure:
  1. Start de functie.
  2. De actuele injectorcodes worden weergegeven, druk op "OK".
  3. Selecteer in de scrolllijst de injector die geprogrammeerd moet worden.
  4. Voer de nieuwe injectorcode in (9 karakters). Druk "OK".
  5. De injector wordt geprogrammeerd.
  6. Selecteer als meer injectors geprogrammeerd moeten worden.
  7. De functie is uitgevoerd.