Met deze functie kalibreert u de luchtvering. Er wordt een 90 mm afstandstuk geplaatst tussen het chassis en de aandrijfas.
Kalibratie peilsensor moet gebeuren als:
Het regelapparaat vervangen is.
Er gewerkt is aan de peilsensor of als deze is vervangen.
De kalibratie werkt niet.
Opmerking:
Het voertuig zal omhoog en omlaag bewegen terwijl de luchtvering wordt gekalibreerd. Het is zeer belangrijk dat zich geen personen van apparaten bevinden in het gebied rondom of onder het voertuig om schade of verwondingen te voorkomen.
Test condities:
Contact aan, terwijl er een externe luchttoevoer is aangesloten of met draaiende motor.
Het voertuig moet op een vlakke ondergrond staan.
Breng de hefas (indien aanwezig) omlaag.
Geen fouten in het systeem
Procedure:
Selecteer de kalibratiefunctie.
Stel het normale peil in met behulp van de knoppen.
Kalibratie normaal peil.
Bovenste peil afstellen met de knoppen in het programma.
Kalibratie bovenste peil.
De functie is uitgevoerd.
Werkt de functie niet, controleer dan de testvoorwaarden en repareer eventuele defecten.