Met deze functie voert u een basisinstelling uit van de regeleenheid van de transmissie. Middels de basisinstelling worden de versnellingsstanden gesynchroniseerd. In de volgende gevallen:
Als de mechatronic eenheid werd vervangen.
Na vervanging van de koppeling.
De volgende functies moeten in de juiste volgorde worden uitgevoerd:
Basisinstelling van de mechatronische eenheid.
Testrit na basisinstelling.
Opmerking:
De basisinstellingen worden uitgevoerd in bovenstaande volgorde.
Bij het vervangen van de mechatronic eenheid, kunnen de aanpassingswaarden voor de startonderbreker worden gewist. De sleutels moeten dan opnieuw worden geprogrammeerd.
Test condities:
Contact aan, motor uit.
Tijdens de basis instelling wordt u gevraagd om de motor te starten.
Transmissie temperatuur tussen 30 en 100 °C.
Schakelhendel in stand P.
handrem aangebracht.
Rempedaal ingedrukt.
Gaspedaal niet ingedrukt.
Procedure:
Start de functie en volg de programma instructies.
De volgende basisinstellingen worden uitgevoerd:
Basis instelling van de mechatronic eenheid.
Basisinstelling uit van de CAN installatie informatie.
Ga door met de functie "Testrit na basis instelling".
Werkt de functie niet, controleer dan de testvoorwaarden en repareer eventuele defecten.