Condities voor het programmeren:
Voor u de sleutels kunt programmeren, moet u eerst fouten in het immobilizer-systeem herstellen en de foutcodes wissen.
Voor het programmeren moeten alle sleutels, oude en nieuwe, beschikbaar zijn. Alle sleutels moeten opnieuw geprogrammeerd worden.
Voor het programmeren moet een beveiligingscode worden ingevoerd (figuur 1). U vindt de geldige code bij de andere codes in het Autopaspoort (figuur 2). De beveiligingscode beschermt uw auto tegen onbevoegd gebruik.
Figuur 1 | Figuur 2 |
Programmeren:
Voer de beveiligingscode in (XXXX), en druk op OK.
“Sleutels wissen”.
Verlaat de diagnosefunctie.
Steek de sleutel die u gaat programmeren in de contact.
Zet het contact aan en ga weer naar de diagnose, kies dan “programmeren sleutels”.
Herhaal stap 4 en 5 tot alle sleutels zijn geprogrammeerd.
Als de code drie of meer keren onjuist wordt ingevoerd, treedt een wachtperiode in (zie de datalijst). Tijdens deze wachtperiode kan geen code worden ingevoerd. Na elke volgende onjuiste invoer wordt de wachtperiode verdubbeld.
Na vervanging of onjuiste programmering van de immobiliser-controle-eenheid, moet deze opnieuw worden geprogrammeerd voordat u de sleutels kunt programmeren.
Programmeren is niet mogelijk bij een lage accuspanning.