Deze functie wordt gebruikt om een regeneratie uit te voeren. De functie verwijdert partikels uit het deeltjesfilter door ze te verbranden. Onder bepaalde rijcondities reinigt het deeltjesfilter zichzelf niet automatisch. Bijv. bij voortdurend in de stad rijden. Het kan nodig zijn om een regeneratie uit te voeren om verstopping van het deeltjesfilter te voorkomen.
Er moet een regeneratie worden uitgevoerd als foutcodes P1206 of P2002 aanwezig zijn in het foutcodegeheugen. Deze foutcodes worden aangemaakt als het deeltjesfilter is verstopt.
Alleen van toepassing op voertuigen uitgerust met "DPF".
Opmerking:
Deze procedure gaat gepaard met een zeer hoge uitlaattemperatuur. Voer de regeneratie daarom buiten uit en sluit de uitlaatslang niet aan, met open motorkap.
Controleer of het uitlaatsysteem en de omliggende gebied schoon zijn.
Verwijder alle emissie-eenheden uit het uitlaatsysteem van het voertuig.
Zorg dat niemand in de buurt van het uitlaatsysteem komt tijdens de procedure.
Test condities:
Contact aan, motor uit.
Motortemperatuur minstens 70 °C.
Rem- en koppelingpedaal niet betrokken.
Voertuig stationair.
Brandstofniveau minstens 1/4.
Start de motor volgens de instructies in de procedure hieronder.
Procedure:
Selecteer de functie en druk op "OK".
Start de motor en laat deze stationair draaien (850 tpm +/-50 tpm). Druk op "OK".
Een gegevenslijst met rem, koppeling en koelmiddeltemperatuur wordt weergegeven. Druk op "OK" als de juiste temperatuur is bereikt.
De regeneratie begint en eindigt automatisch als de juiste waarden zijn bereikt. Tijdens de regeneratie loopt het motortoerental op naar waarden tussen 3.000 en 3.500 tpm. Na afloop van de regeneratie dient u het contact gedurende 30 seconden uit te zetten en dan weer aan.
De functie is uitgevoerd.
Wordt de functie geannuleerd of treedt er een fout op tijdens de procedure dan wordt de regeneratie geannuleerd en er verschijnt een foutbericht. Daarna wordt u gevraagd om het contact gedurende 30 seconden uit te zetten en dan weer aan.