Programmeren inspuiting


Gezien de toleranties bij de fabricage van injectors kan de ingespoten brandstofhoeveelheid variëren tussen de actuele en de berekende brandstofhoeveelheid. Na fabricage worden deze variaties vastgesteld voor elke injector en er wordt een kalibratiewaarde is bepaald. Deze waarde wordt omgezet in een code die in de injectors is gestanst. Deze code is voor elke cilinder in de motorregeleenheid geprogrammeerd. Gebruikmakend van deze codes corrigeert de motorregeleenheid de berekende brandstofhoeveelheid voor elke cilinder afzonderlijk om de werking van de motor en de gasuitstoot te verbeteren. Met deze functie kunnen nieuwe kalibratiewaarden worden ingevoerd in de motorregeleenheid bij het vervangen van injectors of de motorregeleenheid.

Opmerking:

De afstellingswaarde die boven op alle injectoren gedrukt staat. Hieronder volgt een voorbeeld van een zevencijferige instellingswaarde.

Test conditie:

Procedure:

  1. Start de functie.

  2. De opgeslagen waardes voor alle cilinders worden getoond. Indien een waarde veranderd zou moeten worden, druk "JA".

  3. Selecteer op welke cilinder de waarde veranderd dient te worden, vul een nieuwe waarde in en druk op "OK" om op te slaan.

  4. Waarden voor alle cilinders worden opnieuw getoond. Controleer of de nieuwe waarde voor de geselecteerde cilinder is opgeslagen.

  5. Indien geen andere waardes veranderd moeten worden, selecteer "NEE" om deze functie te verlaten.

  6. De functie is uitgevoerd.

    • Werkt de functie niet, controleer dan de testvoorwaarden en repareer eventuele defecten.