Het automatische controlesysteem voor de instelling van de koplampen werkt met sensors voor het niveau voor en achter. Deze functie compenseert de instelling automatisch, afhankelijk van de belading. Door het kalibreren van de instelling van de koplampen wordt een eventuele afwijking van de startpositie gecompenseerd. De startpositie wordt in de datalijst met parameters afgelezen als de startwaarde van de niveausensor voor/achter.
Opmerking:
Bij het kalibreren wordt de actuele waarde van de niveausensor vergeleken met de startwaarde. Als de waarden niet overeenkomen, wordt de actuele waarde opgeslagen als de nieuwe waarde, en wordt de instelling van de koplampen aangepast.
Testcondities:
Motor draait stationair.
Motorkap open.
Geen foutcodes opgeslagen.
Gedimde koplampen onbeschadigd en lampen ok.
Gedimde koplampen aan.
Correcte bandenspanning.
Handrem vrij en versnelling in neutrale stand.
Voertuig correct geladen.
Voertuig op vlakke ondergrond.
Uitvoering:
Kies de functie: “Automatisch kalibreren”
Een dialoogvenster geeft aan: Bezig met kalibreren.
Als het kalibreren voltooid is, geeft een dialoogvenster aan: procedure geslaagd.