Een aanpassing van de originele lagere mechanische stop is alleen nodig als de motor regeleenheid, of de gasklep regeleenheid, vervangen is. Wanneer de aanpassing uitgevoerd is, de motor‐ en gasklep regeleenheden zijn een component combinatie en de lagere mechanische stop start posities zijn geregistreerd in de motor regeleenheid’s geheugen.
Opmerking:
Wanneer een gebruikte gasklep regeleenheid gebruikt wordt is het nodig om hem correct schoon te maken voor een aanpassing in de gasklep regeleenheid (originele lagere mechanische stop) uitgevoerd is. Als de gasklep regeleenheid vies is en de aanpassing wordt uitgevoerd kan het rijvermogen verminderd worden en de gasklep kan vast komen te zitten in de onderste mechanische stop.
Na een aanpassing van de originele lagere mechanische stop uitgevoerd is, is het ook noodzakelijk om de huidige lagere mechanische stop’s basisinstelling aan te passen.
Test voorvereisten.
Contact aan, motor uit.
De accuspanning moet hoger zijn dan 11,5V.
Het gaspedaal behoort niet actief te zijn terwijl de aanpassing uitgevoerd wordt.
De temperatuur van de inlaatlucht moet op zijn minst 6 °C zijn.
De gasklep regeleenheid moet schoon gemaakt worden (indien gebruikt)
Procedure:
Kies de functie: Gasklep regeleenheid (originele lagere mechanische stop).
Tijdens de aanpassing zal "aanpassing actief" verschijnen in het aanpassingsstatusveld.
Als de aanpassing is voltooid, verschijnt "Aanpassing OK"/ "Aanpassing FOUT".
De aanpassing is voltooid Sluit de functie.
Zet contact uit en wacht ten minste 50 seconden om de waarden op te slaan.
Ga door met de functie: Gasklep regeleenheid (huidige lagere mechanische stop) Zie help voor deze functie.