Regeneratie van deeltjesfilter
Met deze functie verwijdert u roetdeelttjes uit het deeltjesfilter door ze te verbranden m.b.v. een hogere uitlaattemperatuur. Onder bepaalde rijcondities reinigt het deeltjesfilter zichzelf niet automatisch. Bijv. bij voortdurend in de stad rijden. Deze functie wordt gebruikt voor een geforceerde regeneratie.
Als de motorwaarschuwingslamp gaat branden met het DPF waarschuwingsteken in het multi-informatiedisplay, dan moet de gedwongen regeneratie van de DPF worden uitgevoerd.
Dit is werk van twee personen en het diagnostiekgereedschap moet aangesloten zijn terwijl de regeneratie uitgevoerd wordt.
Gebruik de diagnosetool om te controleren of de gedwongen regeneratie van de DPF wordt uitgevoerd of niet. Controleer of de datalijst "Diesel deeltjesfilter regeneratie bediening" de status AAN heeft. Indien de gedwongen regeneratie van de DPF niet wordt uitgevoerd, verhoog dan langzaam de motorsnelheid. Als het voertuig stopt, stopt ook de gedwongen regeneratie van de DPF. Indien opnieuw binnen 100 seconden wordt gereden, wordt de gedwongen regeneratie van de DPF opnieuw gestart.
Indien het waarschuwingsteken van de DPF niet uitgaat, zelfs niet nadat de motor langer dan 60 minuten heeft gedraaid, moet de probleemoplossing worden uitgevoerd.
Het voertuig moet tijdens de functie worden gestart en bestuurd.
Rijd in een versnelling hoger dan de 3e.
Voertuigsnelheid hoger dan 40 km/u.
Motorsnelheid boven 2000 toeren/min.
Start de functie en volg de programma instructies.
Controleer of het waarschuwingsteken van de DPF verandert van rood naar geel.
Rijd met het voertuig gedurende circa 20 - 45 minuten.
De regeneratie is voltooid als het waarschuwingsteken van de DPF verandert van geel naar rood. Controleer dat het waarschuwingsteken in de multi-informatiedisplay uitgaat na circa 4 seconden.
Schakel de motor uit en bevestig dat het DPF waarschuwingsteken niet wordt getoond door de motor opnieuw te starten.