Deze functie wordt gebruikt om het koplamppatroon aan te passen.
Opmerking:
Het aanpassen van de koplampen is een handmatige procedure.
Het aanpassen van de koplampen kan niet direct uitgevoerd worden nadat het voertuig van hefbrug komt. In dit geval, moet het voertuig minsten 15 meter gereden hebben voordat het aanpassen begint.
Het voertuig moet op een vlakke ondergrond staan.
Vervang het kapotte koplampglas en de reflector evenals de donker geworden lampen.
Controleer de bandenspanning en pas deze indien nodig aan.
De stoel van de bestuurder moet minsten bezet zijn met één persoon (ongeveer 75 kg).
Het voertuig moet een volle tank hebben of het overeenstemmende gewicht in de bagageruimte hebben.
De koplampen moet goed geplaatst zitten (meting tussenruimte) met betrekking tot de motorkap.
Test condities:
Contact aan
Voor een handmatige instelling van de lengte van de koplampen: Het knopje van de lichtschakelaar moet op nulstand staan.
Voor een automatische instelling van de lengte van de koplampen: Wacht 30 seconden nadat het licht is ingeschakeld.
Voor de versie met Xenon lampen: Wacht 80 seconden nadat het licht is ingeschakeld. Beweeg het voertuig niet of stel het niet bloot aan trillingen gedurende deze tijd.
De lichtschakelaar moet op de stand dimlichten/koplampen staan (helemaal naar rechts). Voer het aanpassen van de koplampen uit met de lichtschakelaar op "automatische dimlichten" stand.
Procedure:
Plaats het gereedschap om de lampen aan de passen direct voor de koplampen.
Er zitten twee stelschroeven op elke koplamp. Een voor verticale instellingen en een voor zijwaartse instellingen.
Gebruik een inbussleutel om de stelschroeven te draaien totdat het lichtpatroon correct is.
Herhaal dan dezelfde procedure voor de andere koplamp.