Dynamic Drive opstarten


Door het Dynamic Drive systeem heeft het voertuig minder de neiging om te kantelen bij het nemen van bochten. Vibratie wordt sterker gedempt en het voertuig rijdt beter – en comfortabeler – in de bochten. Er worden nieuwe grenswaarden en nulwaarden opgeslagen voor de voorasdruksensor, achterasdruksensor en laterale acceleratiesensor.

Deze functie dient te worden uitgevoerd als:

De functie omvat de volgende stappen:

Als deze waarden niet correct worden afgelezen kunnen er storingen in het systeem optreden. Daarom is het belangrijk dat er geen fouten optreden in het systeem bij het uitvoeren van de functie.

Opmerking:

Nooit opstarten als het voertuig op een lift staat.

Test condities:

Procedure:

  1. Start de functie.

  2. Alleen opstarten als het systeem foutloos functioneert. Daarom moeten de foutcodes ook worden gewist bij de volgende stap.

  3. Zet de motor aan en laat deze op bedrijfstemperatuur komen. De stationairsnelheid zal oplopen tot aan een vooraf ingestelde waarde. Zorg daarom dat het gaspedaal niet beweegt tijdens het opstarten.

  4. Het opstarten duurt ongeveer: 40 seconden.

    • Werkt de functie niet, controleer dan de testvoorwaarden en repareer eventuele defecten.