De basisinstelling past de brandstofpomp aan de motor regeleenheid aan. Aanpassing moet worden uitgevoerd wanneer:
De brandstofpomp is verwijderd of vervangen.
De elektrische voeding van de motorregeleenheid is onderbroken.
Test voorvereisten.
Geen fouten opgeslagen.
Accuvoltage boven 12 V.
Geen fouten opgeslagen.
Procedure:
Start de motor.
Kies de functie: Elektrische brandstofpomp.
Tijdens de aanpassing verschijnt "Aanpassing bezig" in het aanpassing‐statusveld.
Als de aanpassing is voltooid, verschijnt "Aanpassing OK"/ "Aanpassing FOUT".
De basisinstelling is voltooid. Sluit de functie.
Zet contact uit en wacht ten minste 50 seconden om de waarden op te slaan.