Algemene versiecodering


De versiecode van de regeleenheid regelt een of meer specifieke functies in de regeleenheid. Bij het vervangen van een regeleenheid moet de versie worden gecodeerd voor een juiste werking. Het kan ook nodig zijn de versiecode te wijzigen bij bijplaatsing van apparatuur.

Met deze functie kunt u het volgende doen:

  1. Uitlezen en opslaan van oude versiecodes bij vervangen van de regeleenheid.

  2. Mogelijkheid tot wijzigen versiecode in de bestaande regeleenheid.

Opmerking:

Test condities:

Procedure:

Versie 1, bij vervanging regeleenheid:

  1. Met de defecte regeleenheid nog geïnstalleerd.

  2. Start de functie "Code regeleenheid".

  3. De aanwezige versiecode in de regeleenheid wordt uitgelezen en getoond.

  4. Selecteer "Opslaan in bestand" om de uitgelezen versiecode op te slaan.

  5. Geef het bestand een naam zoals gewenst en selecteer waar dit moet worden opgeslagen. Druk op "Opslaan".

    • Het kan nuttig zijn om voor de naam van het bestand het kentekennummer van de auto te gebruiken en het op te slaan op het bureaublad van de computer.

  6. Een dialoogvenster met de tekst "Opgeslagen" bevestigt dat de uitgelezen versiecode is opgeslagen. Druk op OK.

  7. Druk op "Annuleren", sluit de functie af en verbreek de verbinding met de auto.

  8. Regeleenheid vervangen.

  9. Herstel de verbinding met de auto en selecteer de functie "Code regeleenheid".

  10. De versiecode in de nieuwe regeleenheid wordt uitgelezen en getoond.

  11. Selecteer "Inladen vanaf bestand".

  12. Dubbelklik op het bestand met de opgeslagen versiecode van de defecte regeleenheid.

  13. De versiecode van de defecte regeleenheid wordt ingeladen en getoond op het scherm. Druk op OK.

  14. Er wordt gevraagd of u het systeem wilt coderen. Druk op “JA” om de codering uit te voeren, druk op “NEE” om te annuleren.

  15. Versiecodering is uitgevoerd.

  16. De nieuwe opgeslagen code verschijnt. Als de codering mislukt, controleert u of de versiecode geldig is voor de betreffende regeleenheid.

  17. Sluit de functie af en zet het contact 30 seconden uit om de nieuwe code op te slaan.

Versie 2, versiecode wijzigen in een bestaande regeleenheid:

  1. Start de functie "Code regeleenheid"

  2. De aanwezige versiecode in de regeleenheid wordt uitgelezen en getoond.

  3. De versiecode verschijnt in bytes. Klik op de gewenste byte en voer de nieuwe waarde in voor de betreffende byte.

  4. Druk "OK".

  5. Er wordt gevraagd of u het systeem wilt coderen. Druk op “JA” om de codering uit te voeren, druk op “NEE” om te annuleren.

  6. Versiecodering is uitgevoerd.

  7. De nieuwe opgeslagen code verschijnt. Als de codering mislukt, controleert u of de versiecode geldig is voor de betreffende regeleenheid.

  8. Sluit de functie af en zet het contact 30 seconden uit om de nieuwe code op te slaan.