Beperkt programmeren dient te worden uitgevoerd na vervanging van de transmissie (zelfde transmissietype) of van een positiesensor voor de koppeling, verdeler, het bereik, de versnelling of poort.
De programmering moet worden uitgevoerd na vervanging van de koppeling of werk aan de koppeling, koppelingactuator, koppelbekrachtiger of koppelinguitslagsensor.
Opmerking:
Op voertuigen met EAS geschiedt het programmeren automatisch middels de automatische schakeling.
Bij beperkt programmeren worden de positiewaarden van de positiesensors berekend voor de koppeling, verdeler, het bereik, de versnelling en de poort.
Tijdens de programmering is het essentieel om de instructies m.b.t. volledig indrukken en loslaten van het koppelingpedaal nauwgezet te volgen om schade aan de transmissie door onjuist aangeleerde koppelinggegevens te voorkomen.
De verdelerpijlen zullen om beurten knipperen gedurende de programmering.
De drukknop Neutraal bevindt zich aan de passagierskant van de schakelhendel.
Als de programmering wordt onderbroken door een fout verschijnt er een foutcode op het display. Zie onderstaande lijst voor een uitleg van de foutcode.
Test voorvereisten.
Contact aan, motor uit.
Geen stroomverbruikers actief.
Procedure:
Ontsteking UIT.
Parkeerrem toegepast.
Druk het koppelingpedaal volledig in en houd het vast.
Druk op de knop Neutraal en houd deze vast gedurende de programmering.
Schakel het contact aan.
Laat het koppelingpedaal volledig los als de zoemer voor de 1e keer klinkt.
Druk het koppelingpedaal volledig in en houd het vast als de zoemer voor de 2e keer klinkt
Als aflezing N (Neutral) verschijnt op het display is de programmering met succes voltooid.
Indien de programmering mislukte: Doe de programmering over en herstel eventuele fouten in regelapparaat GS 1.
Foutcodes vanuit regelapparaat GS 1 op het display van het instrument (fouten m.b.t. leren en manoeuvreren).
GS 01 De bedienknop van de noodschakeling staat niet in de basispositie.
GS 02 De noodschakeling is actief.
GS 09 Programmering fout: Neutrale positie.
GS 10 Programmering fout: De geprogrammeerde waarden voor de verdeler kloppen niet.
GS 11 Programmering fout: De geprogrammeerde waarden voor de versnelling kloppen niet.
GS 12 Programmering fout: De geprogrammeerde waarden voor de versnelling kloppen niet.
GS 13 Programmering fout: De geprogrammeerde waarden voor de poort kloppen niet.
GS 16 Programmering fout: De geprogrammeerde waarden voor de poort kloppen niet.
GS 17 Programmering fout: De geprogrammeerde waarden voor het bereik kloppen niet.
GS 18 Fout bij een solenoïdeklep of positiesensor.
GS 19 Programmering fout: Het voertuig beweegt zich voort.
GS 20 Programmering fout: Te laag voltage.
GS 21 Programmering fout: Functioneren koppeling.
GS 22 Programmering fout: Neutraalselectie wordt onderbroken.
GS 23 Programmering fout: Ongeldig transmissietype.
GS 24 Programmering fout: De parkeerrem is niet aangebracht.
GS 25 Programmering fout: De noodschakeling is in gebruik.
GS 26 Programmering fout: Geen fouten opgeslagen.
GS 27 Programmering fout: Ontbrekend of ongeldig motorkoppel.
GS 28 Programmering fout: De motor is niet gestart
GS 29 Programmering fout: Geen motortoerental.
GS 30 Fout bij aanleren: Stationair.
GS 31 Programmering fout: Loskomen koppeling.
GS 32 Programmering fout: Teller astoerental.