De basisinstelling wordt gebruikt om de besturingseenheid te melden dat de additief is bijgetankd.
Gebruik deze functie alleen als de additieftank opnieuw wordt volgetankd.
Test voorvereisten.
Contact aan, motor uit.
Alle elektrische verbruikers moeten zijn uitgeschakeld.
Accuspanning is boven 12 volt.
Procedure:
Start de functie.
Een dialoogvenster geeft aan: procedure geslaagd/mislukt.
Als de tank leeg is geweest, moet ook de slang opnieuw met additief worden gevuld.