Aanpassing na vervanging van de motor regeleenheid.


De elektronische immobiliser bestaat uit drie hoofdonderdelen: immobiliser regeleenheid, motorregeleenheid en sleutels. Als een van de drie delen wordt vervangen, moet het aan het immobiliser‐syteem worden aagepast. Voorafgaand aan geslaagde aanpassing, zal de inmobiliser waarschuwingslamp op het dashboard knipperen en de auto kan niet worden gestart. Voordat aanpassing mogelijk is, moet de motorregeleenheid de juiste variantcode hebben, en bij benzinemotoren moet de gasklep worden aangepast.

Opmerking:

De functie moet worden geactiveerd als een nieuwe of gebruikte motorregeleenheid wordt aangepast aan de immobiliser. Tijdens aanpassing moeten PIN‐codes van vier of vijf cijfers bekend zijn van de motorregeleenheid en van de inmobiliser‐regeleenheid. De PIN‐code is te vinden op het sleutellabel of bij een geautoriseerd garagebedrijf. Na geslaagde aanpassing hebben de motorregeleenheid en de immobiliser‐regeleenheid dezelfde PIN‐code.

Test voorvereisten.

Procedure:

  1. Start de functie ‘motor regeleenheid aanpassing’

  2. Voer de PIN‐code van de motorregeleenheid in het invoerveld in en bevestig met 'OK'.

    • Als de regeleenheid oud is, gebruik dan de PIN‐code van het originele systeem.

    • Als de regeleenheid nieuw is, gebruik dan de PIN‐code:00000

    • Bij invoeren van de verkeerde PIN‐code wordt de functie afgebroken.

  3. Voer de PIN‐code van de immobiliser regeleenheid in het invoerveld in en bevestig met 'OK'.

    • Bij invoeren van de verkeerde PIN‐code wordt de functie afgebroken.

  4. In een dialoogvenster verschijnt het chassisnummer.

    • Als het chassisnummer niet juist is, moet de gebruiker de functie afbreken.

    • Als de tijd is verlopen (de regeleenheid reageert niet op tijd), controleer dan de onderbrekingstijd en de foutcodes.

  5. Als het juiste chassisnummer verschijnt, druk dan op 'OK' om de aanpassing te voltooien.

    • Als de aanpassing niet kan worden uitgevoerd, controleer dan op foutcodes.

    • Als de tijd is verlopen (de regeleenheid reageert niet op tijd), controleer dan de onderbrekingstijd en de foutcodes.

  6. Verlaat de functie en controleer op foutcodes.

  7. De PIN‐code van de motorregeleenheid is nu gelijk aan die van de immobiliser‐eenheid.

  8. De cruise control moet worden geactiveerd/gedeactiveerd volgens de voertuiguitrusting, zie de afzonderlijke functie.