Kalibreren inspuiting


Met deze functie kalibreert u de injector. De kalibratie wordt uitgevoerd na vervanging motorregeleenheid en/of injector.

Test condities:

Procedure:

  1. Druk "OK" om de functie te starten.

  2. Een dialoogvenster geeft aan: "Zet het contact uit".

  3. Een dialoogvenster geeft aan: "Start de motor"

  4. Een dialoogvenster laat de status zien van koelmiddel- en brandstoftemperatuur. Wacht tot de temperatuur correct is (raadpleeg de testvoorwaarden).

  5. Druk op OK als de juiste temperatuur is bereikt.

  6. Een dialoogvenster laat de status zien voor "Aanleren beperkte brandstofhoeveelheid". Druk op “OK” om met kalibreren te beginnen.

  7. Als de status "geprogrammeerd" en "inactief" laat zien dan is de functie uitgevoerd. Druk op OK om te voltooien.

Als de kalibratie mislukt, controleert u de testvoorwaarden. OPMERKING! De temperatuur dient binnen de limietwaarden te blijven.