Aanpassingswaarden voor hulpversnellingsbak


Deze functie moet altijd worden uitgevoerd nadat de hulpversnellingsbak is vervangen.

Test condities:

Procedure:

  1. Start de functie.

  2. Opgeslagen waarden voor de regelweerstand worden gereset.

  3. Aanpassingswaarden voor de hulpversnellingsbak en opgeslagen waarden voor de transmissie- integrator en schijfintegrator worden gereset.

  4. Referentiewaarden voor de transmissie- integrator en schijfintegrator worden gecontroleerd als ze terug zijn gesteld naar 0.

  5. Als niet alle waarden terug zijn gesteld naar 0 dan herhaalt u de functie.

  6. Als alle waarden terug zijn gesteld naar 0 dan is de vervanging van de hulpversnellingsbak correct verlopen.

  7. De functie is uitgevoerd.