Opmerking:
Deze functie moet alleen uitgevoerd worden als een of meer kleppen vervangen is of tijdens het vervangen van een klep. Voordat het programmeren plaatsvindt, moeten de banden opgepompt worden tot een druk van 3.8 Bar. Als het programmeren voltooid is moeten de banden terugkeren worden naar de aanbevolen druk.
Test condities:
Bandendruk van 3.8 bar.
Toegang tot een klep activator.
Geen fouten in het systeem
Contact aan, motor uit.
Procedure:
De vier banden oppompen tot 3.8 bar.
Start de functie.
Volg de programma instructies.
Als de functie klaar is, keer de druk van de vier banden terug naar de aanbevolen druk.