Deze functie wordt gebruikt om het oliepeil te controleren.
Opmerking:
Het is belangrijk dat de transmissie-olie voor het eerst is gevuld.
Test condities:
Motor draait stationair.
Transmissie-olietemperatuur hoger dan 35°C.
Parkeerrem toegepast.
klimaatregeling uit staat.
Schakelhendel in stand P.
Zet het voertuig op een vlakke ondergrond.
Accuspanning hoger dan 12 V.
Procedure:
Start de functie.
Transmissie-olietemperatuur moet hoger zijn dan 35°C om de functie te kunnen uitvoeren.
Als de functie bezig is, knippert de letter 'F' op het instrumentenpaneel.
Op commando moet de motorsnelheid worden verhoogd naar 2000 - 4000 rpm. Houd de motorsnelheid constant totdat de regeleenheid de motorsnelheid automatisch verlaagt naar stationair.
Volg de instructies in de dialoogvensters.
Let op dat het oliepeil moet worden gemeten bij een olietemperatuur van 35-45°C of 65-75°C.
Werkt de functie niet, controleer dan de testvoorwaarden en repareer eventuele defecten.