Deze functie wordt gebruikt om de motor naloop uit te schakelen. De motor naloop wordt slechts één keer uitgeschakeld als deze functie wordt gestart.
Motor naloop betekent dat de motor, na ontsteking (aansluitpunt 15) wordt uitgeschakeld, en doorloopt gedurende ca. 2 seconden om het resterende gas te verbranden dat in de leidingen zit (om de katalysator te beschermen).
Door het eenmaal onderbreken van de motor naloop met de 'Diagnose tool', kunnen alle inlaatkleppen worden gecontroleerd.
Opmerking:
Deze functie moet worden uitgevoerd bij een stationaire motor!
Na uitschakeling van het contact wordt deze functie uitgeschakeld.
Test condities:
Contact aan, motor uit.
Parkeerrem toegepast.
Procedure:
Start de functie.
Controleer de testcondities. Druk op "OK".
Druk op "START" om de activering te starten.
Controleer de "live" data lijst.
Druk "OK" om de functie te verlaten.
De functie is voltooid.
Werkt de functie niet, controleer dan de testvoorwaarden en repareer eventuele defecten.