Condities voor het programmeren:
Voor u de sleutels kunt programmeren, moet u eerst fouten in het immobilizer-systeem herstellen en de foutcodes wissen. Voor het programmeren moeten alle sleutels, oude en nieuwe, beschikbaar zijn. Alle sleutels moeten opnieuw geprogrammeerd worden.
Let op! Er mag zich geen andere transpondersleutel naast het contact bevinden! Tijdens het programmeren moet de afstand minstens 10 cm bedragen!
Voor het programmeren moet een beveiligingscode worden ingevoerd (figuur 1). U vindt de geldige code bij de andere codes in het Autopaspoort (figuur 2). De beveiligingscode beschermt uw auto tegen onbevoegd gebruik.
Figuur 1
Figuur 2
Wis alle sleutels:
Voer de beveiligingscode in (XXXX), en druk op OK.
“Sleutels wissen”.
Verlaat de diagnosefunctie.
Neem de sleutel uit het contact.
Zet het contact weer aan, ga naar diagnose en controleer in de datalijst of er geen sleutels zijn geprogrammeerd.
Programmeren:
Steek de sleutel die u wilt programmeren in het contact (andere sleutels minstens 10 cm van het contact houden!).
Zet het contact aan en voer de beveiligingscode in (XXXX), en druk op OK.
Druk op "sleutel programmeren".
Verlaat de diagnosefunctie.
Neem de sleutel uit het contact.
Zet het contact weer aan, ga naar diagnose en controleer in de datalijst of de sleutel is geprogrammeerd.
Herhaal vanaf stap 1 tot alle sleutels zijn geprogrammeerd.
Als de code drie of meer keren onjuist wordt ingevoerd, treedt een wachtperiode in (zie de datalijst). Tijdens deze wachtperiode kan geen code worden ingevoerd. Na elke volgende onjuiste invoer wordt de wachtperiode verdubbeld. Na vervanging of onjuiste programmering van de immobiliser-controle-eenheid, moet deze opnieuw worden geprogrammeerd voordat u de sleutels kunt programmeren. Programmeren is niet mogelijk bij een lage accuspanning.