Vanwege toegestane afwijkingen tijdens het vervaardigen van de huidige brandstof hoeveelheid door de injectors, kan deze minimaal afwijken van de berekende brandstof hoeveelheid. Na het vervaardigen zijn deze afwijkingen ingesteld en worden er twee instellingswaardes ontwikkeld voor elke injector. Met deze instellingswaardes corrigeert de motor controle module de berekende injectie hoeveelheid en verbetert zo de uitlaat uitstoten. Met deze functie kunnen de twee geïnstalleerde instellingen van de injector veranderd worden of opnieuw opgeslagen worden in de motor controle eenheid.
Als een injector vervangen is dient u te controleren dat de gemarkeerde instellingswaarde van de injector overeenkomen met de opgeslagen waarde voor de cilinder van de motor controle eenheid.
Als de motor controle eenheid vervangen is, dient een injector hoeveelheid aanpassing uitgevoerd te worden voor alle cilinders zodat alle geïnstalleerde injector instellingswaardes opgeslagen worden in nieuwe controle eenheid. Indien dit niet gebeurd is kan dit leiden tot een ruwe motor werking of dat de motor helemaal niet start.
Elke injector is gemarkeerd met de instellingswaarde in twee blokken van drie cijfers. Het markeren kan gedaan zijn op twee plaatsen, of op het plastic omhulsel van de injector of op het bovenste gedeelte van metaal.
![]() |
De tekening toont een voorbeeld van een injector met instellingswaarde op het plastic omhulsel.
Als de instellingswaardes niet gelezen kunnen worden zodra de injector geïnstalleerd is, dienen deze verwijderd te worden. De verpakkingen dienen verwijderd te worden voordat de injector opnieuw geïnstalleerd wordt.
Opmerking:
Wegens herberekeningen in de motor controle eenheid kunnen de instellingswaardes lichtjes afwijken voor het laatste cijfer nadat de nieuwe waardes zijn opgeslagen. Er is geen toegangsfout of controle eenheid storing
Test condities:
Contact aan, motor uit.
Geen fouten in het systeem
Lees de aanopassingswaarde van de injector.
Procedure:
Start de functie.
De opgeslagen waardes voor alle cilinders worden getoond. Indien een waarde veranderd zou moeten worden, druk "JA".
Selecteer op welke cilinder de waarde veranderd dient te worden, vul een nieuwe waarde in en druk op "OK" om op te slaan.
Waarden voor alle cilinders worden opnieuw getoond. Controleer of de nieuwe waarde voor de geselecteerde cilinder is opgeslagen.
Indien geen andere waardes veranderd moeten worden, selecteer "NEE" om deze functie te verlaten.
De functie is uitgevoerd.
Werkt de functie niet, controleer dan de testvoorwaarden en repareer eventuele defecten.