Het voertuig zal dan op en neer bewegen wanneer de luchtophanging gekalibreerd wordt. Het is daarom heel belangrijk dat er zich geen personen of uitrustingen bevinden in de zone rond of onder het voertuig, om schade of letsels te voorkomen.
Opmerking:
Indien het niveau buiten de toegestane limieten valt, zal het voertuig dit niet aanvaarden en worden foutcodes opgeslagen.
Test condities:
Contact aan. Externe luchttoevoer aangesloten of de motor draait.
Onbeladen voertuig.
Het voertuig moet op een vlakke ondergrond staan.
Bij voertuigen met een hefas dient deze omlaag te worden gebracht.
Zorg ervoor dat de knop voor de laadschacht/lastoverdracht en elke alternatieve rijhoogte (indien het voertuig deze functie bezit) vrijgegeven is.
Om spanningen in het chassis tijdens de kalibratie te voorkomen, moet de parkeerrem eerst vrijgegeven worden. Stel het voertuig veilig door blokken te plaatsen onder de achter- en voorwielen vooraleer de procedure te starten.
Bezig met uitvoeren van rijniveau kalibratie:
Hef het chassis om de afstandhouders te monteren.
Plaats de afstandhouders dichtbij elke balg.
Laat het voertuig zakken op de afstandhouders met de knoppen in het programma.
Voer de kalibratie uit.
Sluit de functie.
Informatie voor afstandbussen en hun plaatsing:
Voertuigtype: | Hoogte van achterafstandbussen | Hoogte van voorafstandbussen |
Lucht volledig | 60 mm | 65 mm |
Volle lucht met laag chassis | 60 mm | 55 mm |
Volle lucht met 5 torsiestangen | 60 mm | 195 mm |
Halve lucht | 60 mm | ----- |
Volle lucht (voor) 65 mm / volle lucht (voor) met laag chassis 55 mm. (Zie figuur hieronder)
Volle lucht (voor) met 5 torsiestangen 195 mm. (Zie figuur hieronder)
Halve lucht (achter)/volle lucht 60 mm. (Zie figuur hieronder)