Aanpassing na vervangen van de immobiliser‐regeleenheid (immobiliser generatie 3)


De elektronische immobiliser bestaat uit drie hoofdonderdelen: immobiliser regeleenheid, motorregeleenheid en sleutels. Als een van de drie delen wordt vervangen, moet het aan het immobiliser‐systeem worden aangepast. Voorafgaand aan geslaagde aanpassing, zal de immobiliser waarschuwingslamp op het dashboard knipperen, foutencode 01177 wordt opgeslagen en de auto kan niet worden gestart. Voordat aanpassing kan plaatsvinden, moet de immobiliser‐regeleenheid de juiste variantcode hebben.

Opmerking:

Deze functie moet alleen worden gebruikt met immobiliser versie 3. De versie wordt afgelezen uit de datalijst parameters. De functie moet worden geactiveerd als een nieuwe of gebruikte immobiliser wordt aangepast aan de motorregeleenheid. Tijdens aanpassing moeten PIN‐codes van vier of vijf cijfers bekend zijn van de immobiliser en van de motorregeleenheid. De PIN‐code is te vinden op het sleutellabel of bij een geautoriseerd garagebedrijf. Na geslaagde aanpassing hebben de immobiliser‐regeleenheid en de motorregeleenheid dezelfde PIN‐code.

Test voorvereisten.

Procedure:

  1. Start de functie 'Immobiliser aanpassing'.

  2. Voeg de PIN‐code voor de inmobiliser regeleenheid in in het invoerveld en bevestig met 'OK'

    • Als de regeleenheid oud is, gebruik dan de PIN‐code van het originele systeem.

    • Als de regeleenheid nieuw is, gebruik dan de PIN‐code van de motorregeleenheid.

    • Als de PIN geldig is, zal de waarschuwingslamp van de immobiliser permanent branden.

    • Als de PIN drie of meer keren fout is ingevoerd, wordt een wachttijd in de regeleenheid ingesteld. Gedurende een korte tijd verschijnt 'Fout' in het instrumentencluster.

    • Tijdens de wachttijd moet het contact aan zijn.

    • Tijdens de wachttijd is geen aanpassing mogelijk.

  3. Voer de PIN code voor de motorregeleenheid in in het invoerveld en bevestig met OK

    • Als er een foutieve PIN code ingevoerd is, een foutreden wordt dan getoond en de functie wordt verlaten.

  4. In een dialoogvenster verschijnt het chassisnummer van het voertuig.

    • Als het chassisnummer niet juist is, moet de gebruiker de functie afbreken.

    • Als de tijdslimiet bereikt is (de controle‐eenheid reageert niet op tijd), controleer dan blokkertijd en de foutcodes.

  5. Als het juiste chassisnummer verschijnt, druk dan op 'OK' om de aanpassing te voltooien.

    • Als de aanpassing niet kan worden uitgevoerd, controleer dan op foutcodes.

    • Als de tijdslimiet bereikt is (de controle‐eenheid reageert niet op tijd), controleer dan blokkertijd en de foutcodes.

  6. Verlaat de functie, zet het contact uit/aan en controleer op foutcodes.

  7. De PIN‐code van de immobiliser‐regeleenheid is nu gelijk aan die van de motorregeleenheid.

  8. Na geslaagde aanpassing, moeten via een aparte functie de sleutels worden aangepast aan de immobiliser.