Basisinstelling bandendrukcontrole


Bij een storing in de bandendrukcontrole of te lage bandendruk wordt er een waarschuwingslampje geactiveerd in het instrumentenpaneel.

In beide gevallen dient er een basisinstelling van de bandendrukcontrole te worden uitgevoerd.

Voer een basisinstelling van de bandendrukcontrole altijd meteen uit na een verandering in de bandendruk of als de wielen zijn vervangen. De banden dienen koud te zijn bij het controleren van de bandendruk.

Een basisinstelling van de bandendrukcontrole moet altijd worden uitgevoerd na de volgende werkzaamheden:

Om een basisinstelling uit te voeren, dient het systeem eerst te worden geïnialiseerd om oude kalibratiegegevens te wissen en als voorbereiding op nieuwe waarden. Na opstarten van het initialisatieproces kan dit niet worden afgebroken totdat de kalibratie van de bandendrukcontrole voltooid is. Het is belangrijk dat het voertuig meteen wordt weggereden na aanvang van de initialisatie. Het kalibratieproces begint zodra het voertuig een snelheid van 25 km/u bereikt. Uitvoeren van de basisinstelling duurt 5 á 15 minuten en er wordt niet aangegeven dat het procies is voltooid. Als de basisinstelling niet wordt voltooid tijdens de eerste rijcyclus dan wordt het hervat en voltooid tijdens de volgende rijcyclus.

Test condities:

Procedure:

  1. Druk op de knop "BC" op het pookje van de richtingaanwijzer om toegang te krijgen tot "SET/INFO" op het instrumentenpaneel's LCD-display.

  2. Druk op de knop "BC" en houd deze ingedrukt tot het display verandert.

  3. Druk herhaaldelijk op de knop "BC"-tot er een band-symbool en het woord "RESET verschijnen op het display.

  4. Druk op de knop "BC" en houd deze ingedrukt gedurende ongeveer 5 seconden, tot er een klein afgebakend vierkantje verschijnt op het display "INIT".

  5. Start de auto en rij weg.

  6. Het kalibratieproces begint zodra het voertuig een snelheid van 25 km/u bereikt en duurt 5 á 15 minuten.