Bij het configureren van voertuigsystemen wordt u verwezen naar aanpassingsroutes in de regeleenheid. Elke route komt overeen met een functie in de regeleenheid, routes en functie variëren afhankelijk van het type regeleenheid. Door in een route de opgeslagen waarde te wijzigen, verandert u ook zijn eigenschappen. Bij het invoeren van sommige routes kan een korte tekst verschijnen als hulp bij de configuratie.
Opmerking:
Onjuiste configuratie kan veiligheid en/of prestaties van de auto beperken.
Zie voor complete informatie over configuratie het werkplaatshandboek.
Testcondities:
De accuspanning moet hoger zijn dan 12V.
Contact aan, motor uit.
Alle elektrische verbruikers moeten zijn uitgeschakeld.
Procedure:
Start de functie 'Configuratie comfortsysteem'.
Voer de route uit de tabel in het invoerveld in, bevestig met 'OK'.
Als geen geldige route is ingevoerd, wordt de functie afgebroken.
De huidige routewaarde wordt aangegeven.
Als de huidige waarde ok is, kan de functie worden afgebroken met 'Nee'
Als de aangegeven route-waarde correct is, druk dan op 'Ja' om de waarde op te slaan.
Als u de aangegeven route-waarde niet wilt opslaan, druk dan op 'Nee' om de verandering te annuleren.
Verlaat de functie.
Tabel:
Route | Functie | Waarden |
---|---|---|
03 | Automatisch vergrendelen. | 0=uit, 1=aan |
04 | Automatisch ontgrendelen. | 0=uit, 1=aan |
05 | Activering van interieur-controlesysteem | 0=uit, 1=aan |
06 | Signaal bij ontgrendelen | 0=uit, 1=aan |
07 | Signaal bij vergrendelen | 0=uit, 1=aan |
08 | Knipperen bij ontgrendelen | 0=uit, 1=aan |
09 | Knipperen bij vergrendelen | 0=uit, 1=aan |
10 | Landeninstelling voor alarmsignaal. | 1=Rest van de wereld, 2=Duitsland, 3=Groot Brittannië |