Deze functie is voor het initialiseren en afstellen van de stuurbekrachtiging.
De stuurbekrachtiging wijzigt de mate van invloed van het stuur op de wielen, afhankelijk van de rijsnelheid. Dit geeft een directe invloed van het stuur bij lage snelheden en een tragere reactie van de wielen bij hogere snelheden, plus minder slingeren.
Opmerking:
Als de regeleenheid voor de dynamische stabiliteitsregeling (DSC/DXC) of de aansluitmodule van de stuurkolom (SZL) vervangen is dan moeten deze worden geprogrammeerd voor gebruik.
Deze bewerking moet worden uitgevoerd na het volgende:
Vervangen van de regeleenheid voor de stuurbekrachtiging (AL).
Vervangen van de aansluitmodule van de stuurkolom (SZL).
Vervangen van het stuurmechanisme.
Na werk aan de stuurkolom.
Na afstelling van een wiel of ander werk dat de wielkarakteristiek beïnvloedt.
Test condities:
In de volgende regeleenheden kunnen de foutcodes ontbreken: Dynamische stabiliteitsregeling (DSC/DXC) of motorregelapparaat (DME/DDE).
De auto dient volledig horizontaal te staan met de voorwielen recht naar voren.
Contact aan, motor uit.
Procedure:
Zorg dat het stuur en de voorwielen precies recht naar voren gericht zijn (mag visueel gecontroleerd worden).
Start de functie.
Controleer de status van de stuurhoeksensor. Is deze onjuist, breek de bewerking afgebroken en initialiseer de stuurhoeksensor. Dit gebeurt in de regeleenheid voor dynamische stabiliteitsregeling (DSC/DXC). Zet de bewerking voort als de status OK is.
De hoek van de servomotor wordt gereset.
Start de motor.
Druk op "OK" en draai het stuur van de linker naar de rechter aanslag en dan naar het midden. Herhaal dit minstens twee keer.
Het waarschuwingslampje in het combinatiedisplay voor stuurbekrachtiging gaat uit als de hoek van de servomotor correct is gekalibreerd.
Zet de motor af en het contact aan.
Foutcodes in de regeleenheid voor stuurbekrachtiging (AL) worden automatisch gewist.
Als het stuur niet gecentreerd is als u recht vooruit rijdt na het uitvoeren van de bewerking dient u de stuurhoek te controleren. Bij een stuur dat precies gecentreerd is, bedraagt de stuurhoek 0° (+/- 2°). Als dit afwijkt, initialiseert u opnieuw de stuurhoeksensor in de regeleenheid voor dynamische stabiliteitsregeling (DSC/DXC). Daarna herhaalt u de bewerking.