Deze functie is voor het resetten van de aanpassingswaarden voor de stuurbekrachtiging en initialiseren/aanpassen op de stuurbekrachtiging van de stuurhoeksensor.
Dit behoort gedaan te worden als:
De stuurservo is vervangen of opnieuw gemonteerd na reparatie.
Er zijn reparaties uitgevoerd aan de stuurinrichting.
De configuratie van het chassis van de vooras veranderd is.
Er is een storingcode die een basisinstelling vereist opgeslagen in het regelapparaat van de stuurbekrachtiging.
Nadat het regelapparaat van de stuurbekrachtiging vervangen is moet het op de juiste manier worden aangepast.
Test condities:
Voor het uitvoeren van de basisinstelling voor de stuurhoeksensor dienen de aanpassingswaarden van de stuurbekrachtiging te worden gewist. Dit gebeurt met de functie "Stuurbekrachtiging".
Motor aan.
Begeef u naar een stuk rijweg waar onderstaande condities heersen.
Het contact mag niet worden uitgezet tijdens de basisinstelling.
Procedure:
Start de motor en draai het stuur ongeveer 90° naar links en naar rechts.
Voer een testrit uit op een vlakke ondergrond met een maximale snelheid van 30 km/u en controleer of het stuur in de juiste stand staat als u in een rechte lijn rijdt.
Zet het voertuig stil terwijl u recht vooruit rijdt en verzeker u ervan dat het stuur niet gedraaid is.
Selecteer de functie "Stuurbekrachtiging".
Na het uitvoeren van deze functie selecteert u de functie "Stuurhoeksensor initialiseren".
Een dialoogvenster toont: "correct” om te bevestigen dat het initialiseren geslaagd is. De testlamp van de stuurservo gaat branden.
Rijd een kort stuk in een rechte lijn en draai het stuur ongeveer 360° naar links en naar rechts om de stuurhoeksensor te initialiseren. De testlamp van de stuurservo gaat uit.
Controleer of er storingcodes zijn opgeslagen in het regelapparaat van de stuurbekrachtiging.
Sluit de functie.
Als de test niet wordt gehaald dan controleert u of het stuur in de middelste stand staat en of de componenten juist gemonteerd zijn.