Deze functie wordt gebruikt om de gevoeligheid van de omkeringssensors te regelen. De functie wordt gebruikt wanneer de omkeringssensors sporadische alarmen veroorzaken, of constante alarmen bij het slepel of trekken van een oplegger.
Test condities:
Contact aan, motor uit.
Procedure:
Start de functie.
Vergroot de afstand een centimeter per keer tot de sensors geen alarm meer veroorzaken.
De functie is uitgevoerd.