Algemene informatie
Het motormanagementsysteem controleert doorlopend de inputsignalen van de verschillende sensoren in het inspuitsysteem en vergelijkt ze met ingestelde grenswaarden. Als een signaal buiten de grenswaarden valt, slaat de regeleenheid de foutencode op in het geheugen. De foutencodes kunnen afgelezen worden via de motorlamp of via LEDs op de regeleenheid.
De diagnoseaansluiting
De diagnoseaansluiting is links van de centrale console of links van de stuurkolom geplaatst.
Als een voltmeter verbonden is tussen aansluitingen 1 en 12, zal de wijzer afwijken volgens het patroon dat getoond wordt in de foutencodetabel.
De duidelijkste resultaten worden verkregen door een circuittester of een LED met een serieweerstand te gebruiken…
Voorkomen van de foutcodes
Foutencode | Uitgaand signaal | Beschrijving |
Geen | ECU-fout | |
12 | Open circuit of kortsluiting in het luchtdebietsensorcircuit | |
13 | Open circuit of kortsluiting in het luchtinlaattemperatuursensorcircuit | |
14 | Open circuit of kortsluiting in het gaskleppotentiometercircuit | |
15 | Open circuit of kortsluiting in het cilinderidentificatiesensorcircuit | |
21 | Open circuit of kortsluiting in het koelvloeistoftemperatuursensorcircuit | |
22 | Geen verandering van de spanning van het omwentelingssensorsignaal | |
23 | Geen verandering van de spanning van het cilinderidentificatiesignaal | |
24 | Geen verandering van de spanning van het snelheidssensorsignaal | |
25 | Open circuit of kortsluiting in het buitenluchtdruksensorcircuit | |
31 | Open circuit in het pingelsensorcircuit | |
41 | Open circuit in het brandstofinspuitcircuit | |
44 | Brandstofpomp | |
0 | Normaal, geen foutencode | |
Foutencodeslijst
0 | Geen fout in het systeem |
11 | Lambdasensor voor |
12 | Inlaatluchtsensor |
13 | Inlaatluchttemperatuursensor |
14 | Gaskleppotentiometer |
16 | Stroomvoorziening van ECU |
18 | +50 –signaal |
21 | Koelvloeistoftemperatuursensor |
22 | Omwentelingssensor (nokkenas) |
23 | Cilinderidentificatiesensor (nokkenaspositiesensor) |
24 | Snelheidssensor |
25 | Hoogtesensor (ATM) |
26 | Stationair toerental-schakelaar |
27 | Stuurbekrachtigingsschakelaar |
28 | AC-schakelaar |
31 | Pingelsensor |
36 | Ontstekingsverstelling – regelsignaal (niet opgeslagen) |
41 | Inspuitklep |
44 | Ontstekingsspoel of/en ontstekingsuitgangstrap |
45 | ISC (stappen)motorpositie |
49 | AC-relais |
54 | Immobilizer |
59 | Lambdasensor (achter) |
64 | Generator FR-aansluiting |
Foutencodes aflezen
Als een voltmeter verbonden is tussen aansluitingen 1 en 12, zal de wijzer afwijken volgens het patroon dat getoond wordt in de foutencodetabel.
De duidelijkste resultaten worden verkregen door een circuittester of een LED met een serieweerstand te gebruiken.
Lange knippersignalen betekenen tientallen en korte knippersignalen betekenen eenheden.
Foutencodes wissen
Corrigeer de fouten in het systeem voor u de foutencodes wist.
1. | Koppel de negatieve aansluitingen tenminste 30 seconden los van de accu |
2. | Sluit de negatieve aansluiting aan |
3. | Start de motor en laat hem goed warmlopen |
4. | Controleer of de foutencodes gewist zijn |