OPMERKING!Voordat de functie gestart is, is het nodig om de auto te sluiten en minstens 1 minuut te vergrendelen zodat de auto op slaapmodus komt waardoor de functie correct zal functioneren.
Na vervanging van de injectors of de motorregeleenheid moet de inspuittijd van de injectors te worden gekalibreerd. De motorregeleenheid geeft aan dat kalibratie vereist is door een knipperend waarschuwingslampje van de motor. Na een geslaagde kalibratie stopt het waarschuwingslampje van de motor met knipperen.
Tijdens de kalibratie kan het stationaire toerental variëren.
Test condities:
Motor draait stationair.
Motortemperatuur tussen 80-90 °C.
Olietemperatuur automatische transmissie, 60 °C of hoger.
Transmissie op neutraal (M/T), P (A/T).
Andere stroomgebruikers uit, bijv. wisselstroom.
Procedure:
Selecteer de functie 'Brandstofhoeveelheid inwerkingsprocedure, druk op "OK".
Wacht op de juiste motortemperatuur (80° - 90°C). Druk op OK.
Laat de motor tijdens de hele procedure stationair draaien (ongeveer 3 minuten).
Controleer of het waarschuwingslampje van de motor stopt met knipperen na het voltooien van de kalibratie.