Deze functie wordt gebruikt om extra hoofd‐sleutel of sub‐sleutels te registreren in het inmobilizer systeem
Opmerking:
U dient met een hoofd‐sleutel te starten.
Sleutelcode‐registratie zal mislukken als de tijdslimiet overschreden wordt.
Test voorvereisten.
De accuspanning moet gelijk zijn aan >12V.
Contact aan, motor uit.
Geen opgeslagen foutcodes.
Een geregistreerde hoofd‐sleutel in het ontstekingsslot.
Een nieuwe sleutel om te programmeren
Procedure:
Kies de functie: Sleutelprogrammering.
Dialoogvenster: Motor uit, ontsteking aan, zie hulp voor verdere informatie. Druk op OK om door te gaan.
Dialoogvenster: Hoofdsleutel in ontstekingsslot en ontsteking aan, bevestig met OK
Druk op afbreken om het programmeren te verlaten.
Dialoogvenster: Kies sleutel.
Kies of de nieuwe sleutel een master‐ of een subsleutel moet worden, en druk op OK.
Als u een sleutel wilt annuleren, druk op annuleren.
Dialoogvenster: Druk op OK en draai dan de ontsteking uit, verwijder de hoofd‐sleutel en steek de sleutel die geprogrammeerd dient te worden erin en draai het contact binnen 20 sec. aan.
Opmerking: Programmering zal mislukken als de tijdslimiet overschreden wordt.
Opmerking: Draai de ontsteking niet uit voordat u op OK gedrukt heeft.
Dialoogvenster: Wanneer de veiligheidsindicator stopt met knipperen, dit zal ong. 60 sec. duren, druk op OK.
De veiligheidsindicator bevindt zich op het instrumentenpaneel.
Een dialoogvenster toont het aantal geprogrammeerde zend‐/ontvangsleutels en sleuteldiscriminatie.
Als het sleutelprogrammeren mislukt is:
De tijdslimiet kan overschreden zijn.
Bij punt 6, de ontsteking mag niet uitgedraaid worden voordat op OK gedrukt is.
Controleer accuspanning.
Controleer of u dit proces met een geregistreerde hoofd‐sleutel bent begonnen (lees datalijst Sleuteldiscriminatie).
Controleer of er geen foutencodes zijn opgeslagen.
Herstart deze functie en probeer opnieuw.