Niveaukalibratie luchtvering
Deze functie wordt gebruikt om de luchtvering te kalibreren.
De kalibratie van de niveausensoren wordt uitgevoerd wanneer:
De regeleenheid werd vervangen.
Niveausensors zijn gerepareerd of vervangen.
Het voertuig zal dan op en neer bewegen wanneer de luchtophanging gekalibreerd wordt. Het is daarom heel belangrijk dat er zich geen personen of uitrustingen bevinden in de zone rond of onder het voertuig, om schade of letsels te voorkomen.
De kalibratie wordt uitgevoerd door het voertuig op het juiste niveau te zetten, met de knoppen in de functie. Als het voertuig correct ingesteld is, kan gecontroleerd worden dat de niveausensors binnen het tolerantieniveau zitten. Als een van de sensors buiten het tolerantieniveau is, moet de sensor vrijgegeven en correct aangepast worden door de sensors te vergrendelen met een grendelpin. De niveausensorarm wordt aangepast zodat hij binnen het tolerantieniveau valt.
Alvorens de functie te starten, zorg ervoor dat het voertuig in de volgende stand staat:
Constante luchttoevoer in het systeem.
Parkeerrem niet toegepast
Het voertuig moet op een vlakke ondergrond staan.
Zorg ervoor dat het voertuig niet kan wegrijden.
De kalibratie kan uitgevoerd worden met twee verschillende hoogtes (groot en klein).
Instelpunt op de sensors is 2,50V. De gekalibreerde waardes moeten tussen 2,46V - 2,54V liggen.
Pas de hoogte van de luchtvering altijd op dezelfde manier aan: Van achteras naar vooras.
Stel het voertuig in op het correcte niveau door de kleppen te activeren.
Lees de sensors uit zodat ze binnen te tolerantie blijven. (Sensors buiten het tolerantieniveau worden gewijzigd door de niveausensorarm aan te passen op het correcte tolerantieniveau).
Kies "OK" om kalibratie te starten.
De kalibratie is voltooid.
Als de kalibratie mislukt is, controleer de waardes van de sensors en corrigeer eventuele onjuiste waardes.