Deze functie wordt gebruikt om de transponders (afstandsbedieningen) aan te passen bij het vervangen van een defecte transponder of een toename van het aantal transponders (maximaal vier). Deze functie is ook noodzakelijk als de code van de afstandsbediening en van de regeleenheid niet langer overeenkomen. Dit kan gebeuren als de verzendknop wordt ingedrukt buiten het werkbereik van het systeem.