De basisinstelling wordt gebruikt om de signalen van de zijdelingse acceleratiesensor, de giergraadsensor en de druksensoren.
De sensoren zijn alleen gemonteerd in auto’s met ESP (electronic stability program, elektronisch stabiliteitsprogramma).
De test moet uitgevoerd worden als één van de componenten van het ESP-systeem verwijderd of vervangen is.
Opmerking:
Eenmaal geactiveerd mag een rijtest niet onderbroken worden, maar moet volledig uitgevoerd worden.
Methode:
Kies de basisinstelling: ESP-rijtest.
De rijtest is nu geactiveerd.
Verlaat het basisinstellingenmenu en beëindig de communicatie met de regeleenheid.
Start de motor.
Druk het rempedaal krachtig in tot het ASR/ESP-controlelichtje dooft.
Voer de rijtest als volgt uit:
Neem een bocht naar links na een bocht naar rechts. Wanneer u de bochten neemt, moet een hoeksnelheid van tenminste 10°/seconde bereikt worden. OPMERKING: Er mag geen ABS/EDL/ASR/ESP-regeling zijn tijdens de testrit.
Het ABS/EDL-controlelampje dooft.
Als het controlelampje niet dooft:
Als het ABS/EDL-controlelampje niet dooft, werd de test niet correct uitgevoerd.
Als het ABS/EDL-controlelampje niet dooft, en het ASR/ESP-controlelampje opnieuw gaat branden, is er iets mis in het systeem.