Kalibratie: Camera interne data
Deze functie wordt gebruikt om de op de voorruit geïnstalleerde camera voor rijbaanwaarschuwing (LDW) te initialiseren.
Als de camera-ECU wordt vervangen, moet eerst een initiatie worden uitgevoerd en daarna de beeld aanpassing.
Voordat de camera wordt geïnitialiseerd, moet worden gecontroleerd of het oppervlak op de voorruit vrij is van krassen, scheuren, vuilresten of regendruppels en of de camera ECU correct is geïnstalleerd.
Bij het kalibreren moet een wit papier worden gebruikt, dat licht doorlaat, geen lijntjes bevat en schoon is.
Een zaklamp met een brede straal moet worden gebruikt bij het kalibreren.
Een wit papier dat licht doorlaat.
Een zaklamp met een brede straal.
Plaats een wit papier op de voorruit (op het geïnstalleerde oppervlak van de LDW camera). Laat dan een helder licht direct op het papier schijnen.
Er mag geen schaduw op het papier verschijnen.
Voer eerst de functie "Dekalibratie: Camera interne data" uit.
Voer dan de functie "Kalibratie: Camera interne data" uit.
De LDW indicator op het instrument moet nu gaan knipperen.
Wacht 10 seconden en zet dan het contact aan.
De regensensor wordt automatisch geïnitialiseerd tijdens deze 10 seconden.
Lees de foutcodes, als de foutcodes B1952 of C1703 zijn opgeslagen, herhaal dan de procedure vanaf stap 2.
De functie is uitgevoerd.