Aanpassingswaarden voor hulpversnellingsbak


Deze functie moet altijd worden uitgevoerd na het verversen van de olie in de hulpversnellingsbak.

Verversen van de olie vindt plaats als de hulpversnellingsbak een normale werktemperatuur heeft, anders kan het oliepeil onjuist zijn.

Test condities:

Procedure:

  1. Start de functie.

  2. Aanpassingswaarden voor de hulpversnellingsbak en opgeslagen waarden voor de transmissie- integrator en schijfintegrator worden gereset.

  3. Referentiewaarden voor de transmissie- integrator en schijfintegrator worden gecontroleerd als ze terug zijn gesteld naar 0.

  4. Als niet alle waarden terug zijn gesteld naar 0 dan herhaalt u de functie.

  5. Als alle waarden terug zijn gesteld naar 0 dan is het verversen van de olie zonder storingen uitgevoerd.

  6. De functie is uitgevoerd.