Deze functie wordt gebruikt om sleutels te wissen en te programmeren. All fout e storingcodes in het begrenzersysteem moeten worden opgelost en gewist voordat het programmeren kan worden uitgevoerd.
Opmerking:
Sleutels kunnen op verschillende manier geprogrammeerd worden:
Sleutels wissen: Deze procedure wist alle afstandsbedieningsleutels vanuit het geheugen van de bedieningseenheid. Zorg ervoor, dat alle afstandsbedieningsleutels die toegevoegd worden, bestaan.
Start de functie.
Selecteer de afstandsbedieningsleutel die toegevoegd moet worden. Druk tegelijkertijd op de vergrendel- en ontgrendelknoppen van de afstandsbedieningsleutel en houd deze ingedrukt. De "Geprogrammeerde" parameter wordt getoond als de sleutel is toegevoegd aan de bedieningseenheid.
Herhaal stap 2 totdat alle sleutels zijn ingewerkt.
Stoppen wanneer het proces voltooid is.
Volgende beschikbare geheugenlocatie: Deze procedure voegt afstandsbedieningsleutels toe die geprogrammeerd zijn op de eerste locatie van de bedieningseenheid.
Start de functie.
Selecteer de afstandsbedieningsleutel die toegevoegd moet worden. Druk tegelijkertijd op de vergrendel- en ontgrendelknoppen van de afstandsbedieningsleutel en houd deze ingedrukt. De "Geprogrammeerde" parameter wordt getoond als de sleutel is toegevoegd aan de bedieningseenheid.
Herhaal stap 2 totdat alle sleutels zijn ingewerkt.
Stoppen wanneer het proces voltooid is.
Afstandsbedieningsleutel 1: Deze procedure vervangt een eerder ingewerkte afstandsbedieningsleutel door een nieuwe afstandsbedieningsleutel op de geheugenlocatie 1.
Start de functie.
Selecteer de afstandsbedieningsleutel die toegevoegd moet worden. Druk tegelijkertijd op de vergrendel- en ontgrendelknoppen van de afstandsbedieningsleutel en houd deze ingedrukt. De "Geprogrammeerde" parameter wordt getoond als de sleutel is toegevoegd aan de bedieningseenheid.
Stoppen wanneer het proces voltooid is.
Afstandsbedieningsleutel 2: Deze procedure vervangt een eerder ingewerkte afstandsbedieningsleutel door een nieuwe afstandsbedieningsleutel op de geheugenlocatie 2.
Start de functie.
Selecteer de afstandsbedieningsleutel die toegevoegd moet worden. Druk tegelijkertijd op de vergrendel- en ontgrendelknoppen van de afstandsbedieningsleutel en houd deze ingedrukt. De "Geprogrammeerde" parameter wordt getoond als de sleutel is toegevoegd aan de bedieningseenheid.
Stoppen wanneer het proces voltooid is.
Afstandsbedieningsleutel 3: Deze procedure vervangt een eerder ingewerkte afstandsbedieningsleutel door een nieuwe afstandsbedieningsleutel op de geheugenlocatie 3.
Start de functie.
Selecteer de afstandsbedieningsleutel die toegevoegd moet worden. Druk tegelijkertijd op de vergrendel- en ontgrendelknoppen van de afstandsbedieningsleutel en houd deze ingedrukt. De "Geprogrammeerde" parameter wordt getoond als de sleutel is toegevoegd aan de bedieningseenheid.
Stoppen wanneer het proces voltooid is.
Afstandsbedieningsleutel 4: Deze procedure vervangt een eerder ingewerkte afstandsbedieningsleutel door een nieuwe afstandsbedieningsleutel op de geheugenlocatie 4.
Start de functie.
Selecteer de afstandsbedieningsleutel die toegevoegd moet worden. Druk tegelijkertijd op de vergrendel- en ontgrendelknoppen van de afstandsbedieningsleutel en houd deze ingedrukt. De "Geprogrammeerde" parameter wordt getoond als de sleutel is toegevoegd aan de bedieningseenheid.
Stoppen wanneer het proces voltooid is.
Test condities:
ontsteking aan, motor uit.
geen fouten in het systeem.
Procedure:
Start de functie.
Een dialoogvenster toont de status van de afstandsbedieningsleutel. Druk op "OK" om door te gaan.
Kies gewenste keuze uit de dropdown lijst en druk op OK. Volg de instructies in de functie.