Deze functie wordt gebruikt voor de nulpuntcompensatie van de waarde van de stuurhoeksensor.
Dit is nodig wanneer:
De ABS-stuureenheid is vervangen.
De stuurhoeksensor is vervangen.
De stuuras is vervangen.
Carrosseriewerk is uitgevoerd dat invloed heeft op de wielinstelling.
De stuurhoeksensor uitgeschakeld is geweest.
De foutcode die nulpuntcompensatie nodig maakt, is opgeslagen in de ABS-stuureenheid.
Dekalibratie is uitgevoerd.
NB.
Dekalibratie moet worden uitgevoerd voordat de stuurhoeksensor wordt uitgeschakeld/gedemonteerd. Ook als alleen de stuurhoeksensor wordt gekalibreerd, moet eerst dekalibratie worden uitgevoerd. Tijdens de kalibratie mag het contact niet worden uitgezet.
Procedure:
Dekalibratie:
Kies de functie: Dekalibratie van de stuurhoek.
Een dialoogvenster meldt: Procedure gelukt/mislukt.
Druk op OK.
Foutcode: “Stuurhoeksensor” wordt opgeslagen in het foutcodegeheugen.
Kalibratie:
Controleer of het stuur in de juiste stand staat als de voorwielen recht staan.
Rij de auto rechtuit op een vlakke bodem om te controleren of de auto naar opzij trekt als het stuur in de rechtuitstand wordt gehouden.
Stop de auto en zorg ervoor dat voorwielen en stuur rechtop staan.
Kies de functie: Stuurhoekkalibratie.
Een dialoogvenster geeft aan: lang=""> Procedure gelukt/mislukt.
Druk op OK.
Wis de foutcode die bij de dekalibratie werd opgeslagen.
Maak een proefrit en controleer of de waarde van de stuurhoek in datalijst 5 binnen ±5° ligt.