De functie wordt gebruikt zodra een nieuwe, gebruikte, of geblokkeerde controle eenheid in gebruik wordt genomen.
Test condities:
Contact aan
Voertuig staat stil op grondniveau.
Het stuur dient gecentreerd te zijn met de voorwielen recht naar voren.
Procedure:
Start de functie.
Volg de programma instructies.
De functie is uitgevoerd.
Werkt de functie niet, controleer dan de testvoorwaarden en repareer eventuele defecten.