Deze functie wordt gebruikt om de gasklep gelijk te laten zijn (aanpassen) aan de motor regeleenheid. Er moet een aanpassing plaatsvinden wanneer:
De gasklepregeleenheid is verwijderd of vervangen.
De elektrische voeding van de motorregeleenheid is onderbroken.
Test voorvereisten.
De accuspanning moet gelijk zijn aan >12V.
Contact aan, motor uit.
Geen opgeslagen foutcodes.
Gasklep geen slechte werking heeft.
Het gaspedaal mag niet geactiveerd zijn.
Temperatuur koelvloeistof: 5°C tot 100°C.
Inlaatlucht‐temperatuur: Meer dan 5°C
Procedure:
Kies de functie: Gasklep lering
Dialoogvenster: Motor uit, ontsteking aan, zie hulp voor verdere informatie. Druk op OK om door te gaan.
Dialoogvenster toont: Procedure geslaagd/mislukt.
Druk op OK om de functie te verlaten.
Als het gasklep leren mislukt is controleer de testvoorwaarden