Aanpassing codeniveau


De regeleenheid moet worden gecodeerd in overeenstemming met de uitrusting om alle functies correct te laten werken.

Test conditie:

Procedure:

  1. Start de functie.

  2. De bestaande code in de besturingseenheid wordt weergegeven; druk op “JA” om de waarde te veranderen.

  3. Voer de goede code in (zie onder) in het weergegeven veld en druk "OK".

    Code nummerFunctie:
    1 5 5 1 0Zonder trekfunctie
    1 5 5 2 0Met trekfunctie
    Coderingsvoorbeeld:

    Niveau-aanpassing met trekfunctie = 15520

  4. Een dialoogvenster geeft aan dat de code opgeslagen is (met de nieuwe waarde) in het geheugen.

  5. Druk "OK" om de functie te verlaten.

  6. Zet de ontsteking 60 seconden uit om de nieuwe waardes op te slaan.

  7. Draai de sleutel weer aan en herstel de communicatie met het systeem.

  8. Controleer en los alle opgeslagen foutcodes in het systeem op.

  9. Controleer of de nieuwe code opgeslagen is.

  10. De functie is uitgevoerd.

    • Werkt de functie niet, controleer dan de testvoorwaarden en repareer eventuele defecten.