Deze functie wordt voor alle handelingen op het airbag-systeem gebruikt.
Als deze functie is geactiveerd, worden alle triggerlijnen geblokkeerd en brandt op het instrumentenpaneel onophoudelijk het waarschuwingslampje van de airbags (contact aan).
Deze functie voorkomt alleen dat het triggersignaal wordt ontstoken. De airbag-systeemonderdelen worden met zorg behandeld.
Na reparatie moet het ECU worden ontgrendeld door de ontgrendelingsfunctie te selecteren.
Controlestatus:
Lees de status van “Computer door hulpmiddel vergrendeld" in de gegevenslijst.
Als de status op "Ja” staat is de computer vergrendeld of nieuw.
Om de computer te vergrendelen:
Kies de functie: “Computer vergrendelen”.
Een dialoogvenster geeft aan: Procedure geslaagd/mislukt.
Controleer dat het airbag-waarschuwingslampje AAN gaat.
Controleer of de status van “Computer door hulpmiddel vergrendeld" op JA staat.
Om de computer te ontgrendelen:
Kies de functie: “Computer ontgrendelen”.
Een dialoogvenster geeft aan: Procedure geslaagd/mislukt.
Controleer dat het airbag-waarschuwingslampje UIT gaat.
Controleer of de status van “Computer door hulpmiddel vergrendeld" op NEE staat.