Programmeren inspuiting

Gezien de toleranties bij de fabricage van injectors kan de ingespoten brandstofhoeveelheid variëren tussen de actuele en de berekende brandstofhoeveelheid. Na fabricage worden deze variaties vastgesteld voor elke injector en er wordt een kalibratiewaarde is bepaald. Deze waarde wordt omgezet in een code die in de injectors is gestanst. Deze code is voor elke cilinder in de motorregeleenheid geprogrammeerd. Gebruikmakend van deze codes corrigeert de motorregeleenheid de berekende brandstofhoeveelheid voor elke cilinder afzonderlijk om de werking van de motor en de gasuitstoot te verbeteren. Met deze functie kunnen nieuwe kalibratiewaarden worden ingevoerd in de motorregeleenheid bij het vervangen van injectors of de motorregeleenheid.
Opmerking:
Alle huidige injectorcodes worden gereset en moeten daarvoor opnieuw geprogrammeerd worden. Noteer de huidige injectorcodes als er nog steeds oude kleppen zijn.
Elke injector heeft een unieke code van 9 karakters. De code staat bovenop de injector.
Test condities:
Procedure:
  1. Start de functie.
  2. De eerder geregistreerde codes worden getoond.
  3. Druk op "OK" om een nieuwe injectorcode in te voeren.
  4. Er verschijnen dialoogvensters voor elke injector, met instructies om de huidige code in te voeren.
  5. Voer de injectorcode in zoals aangegeven wordt in het dialoogvenster.
  6. Als alle injectoren zijn geprogrammeerd, worden de nieuwe injectorcodes getoond.