Deze functies worden gebruik voor onderhoudswerk aan de parkeerrem van het voertuig. De elektromechanische parkeerrem gebruikt separate remschoenen die zijn geïntegreerd in de achterremschijven van de auto.
Bij de volgende werkzaamheden is het resetten van de parkeerrem noodzakelijk:
Verwijderen en installeren van parkeermotoren, remschijven, remschoenen voor de parkeerrem en wielnaven.
Opmerking:
Bij het vervangen van de remblokken achter, is geen reset van de parkeerrem vereist.
Test condities:
Ga naar een stuk weg van ca. 200 meter lang, voor het uitvoeren van de basisinstelling.
Volg de instructies in de functie.
Uitvoering:
Draai de parkeerrem naar de montagepositie (vóór de onderhoudswerkzaamheden):
Contact aan, motor uit.
Selecteer de functie: "Rijd de parkeerrem naar de montagestand".
De parkeerremmotoren zijn nu de remschoenen terug aan het plaatsen in de montagestand.
Het waarschuwingslampje voor de parkeerrem gaat aan en foutcode B201000 wordt opgeslagen, deze kan slechts worden gewist na een succesvolle basis aanpassing.
De functie is uitgevoerd.
Opmerking! Om veiligheidsredenen moet de plugverbinding met de parkeerrem motoren worden ontkoppeld, om onbedoelde activering van de motoren te voorkomen voordat de werkzaamheden aan de achterwielremmen beginnen.
Luchtspleet aanpassing (na de onderhoudswerkzaamheden):
Contact aan, motor uit.
De parkeerrem mag niet geactiveerd zijn.
Selecteer de functie: "Luchtspleet aanpassing"
De parkeerremmotoren worden herhaaldelijk geactiveerd en voeren dan een meting uit van de luchtspleet in de remschoenen.
De huidige luchtspleetmaat wordt getoond, en de setpoint waarde en het maximale verschil tussen L en R kant worden getoond.
Als de luchtspleetmeting buiten de tolerantiewaarde valt, moet deze worden aangepast met gebruik van het getande plaatje in het parkeerremmechanisme.
Na aanpassing van de luchtspleet moet een nieuwe activering van de parkeerremmotor worden uitgevoerd, en dan wordt de meting nogmaals uitgevoerd.
Bij luchtspleetmeting OK moet de motor worden gestart en volgt dan een laatste meting van de luchtspleet.
De functie is uitgevoerd.
Voer nu de functie uit: 'Basisinstelling van de parkeerrem'.
Basisinstelling van de parkeerrem:
Ontsteking aan, motor uit.
Selecteer de functie: "Code regeleenheid".
Lees de huidige variantcode af en selecteer opslaan in bestand, dit gebeurt als voorzorgsmaatregel vóór de basisinstelling. Annuleer dan de functie.
Selecteer de functie: 'Basisinstelling van de parkeerrem'.
De regeleenheid variant code wordt gewist - dit is vereist om een basisinstelling te kunnen uitvoeren.
Volg de instructies voor contact uit/contact aan.
De regeleenheid variantcode wordt opnieuw ingevoerd.
Volg de instructies aangaande de rem/parkeerrem bediening.
Er volgt een controle van de luchtspleet van de remschoenen. Als de luchtspleet niet binnen de toleranties ligt, verlaat dan de basis instelling en selecteer de functie: "Luchtspleet aanpassing"
Volg de instructies voor contact uit/contact aan.
Start de motor en laat deze stationair draaien. Ga naar een stuk weg van minimaal 100 meter.
U wordt geïnstrueerd om snel te accelereren tot ca. 10-15 km/u.
De parkeerrem wordt automatisch toegepast tijdens het rijden om te worden ingeslepen. Bij elk proces wordt geremd gedurende maximaal 20 seconden.
Stop vervolgens de auto en laat de remmen gedurende 10 seconden afkoelen.
Dit proces wordt herhaald totdat de totale rijafstand van 222 meter is bereikt.
Als de juiste rijafstand is bereikt, laat de auto dan stationair draaien gedurende 30 seconden om de remmen te laten afkoelen.
Dan wordt een automatisch initiatie van de parkeerrem uitgevoerd.