Voor de koplampen worden ingesteld bij voertuigen met xenon lampen, moet altijd de basisinstelling van de automatische koplampbereik-instelling worden uitgevoerd. De basisinstelling onderbreekt het regelmechanisme om het instellen van de koplampen mogelijk te maken. Als geen basisinstelling plaatsvindt, zal de koplampbereik-regeling worden beschadigd.
Opmerking:
Het voertuig mag tijdens het instellen niet worden verplaatst; geen deuren openen/sluiten of op het voertuig leunen. Na vervanging van koplampen, voertuigniveausensors of regeleenheid van het koplampbereik, moet een basisinstelling plaatsvinden.
Testcondities:
De accuspanning moet hoger zijn dan 12 V.
Contact aan, motor uit.
Er mogen geen foutcodes zijn opgeslagen in het foutengeheugen.
Koplampglazen onbeschadigd en schoon.
Reflectoren en gloeilampen ok.
Bandendruk ok.
Handrem vrij en geen versnelling geselecteerd.
Wielen in recht vooruit-positie.
Voertuig correct geladen en veren in ruststand.
Voertuig en koplampaanpassing op een horizontaal oppervlak en uitgelijnd.
Procedure:
Lees en controleer de helling. De hellingwaarde is aangegeven in de trim boven de koplamp. Hij is aangegeven in procent en gebaseerd op een projectie-afstand van 10 meter. Een waarde van bijv. 1,2 % correspondeert met 12 centimeter.
Kies de basisinstelling: "Instellen lampen".
De koplampen worden nu in de ingestelde stand gezet en de foutcode "01539" wordt opgeslagen. Dit wordt bevestigd met de tekst: "Instellen koplampen".
Verlaat de basisinstelling:
Stel de koplampen in volgens de nationale wetgeving en voorschriften.
Kies de basisinstelling: "Instellen lampen" nogmaals.
De nieuwe koplampinstelling wordt opgeslagen. Dit wordt bevestigd met de tekst: "Regelinstelling geleerd".
Verlaat de basisinstelling:
Zet het contact uit en weer aan om het systeem te initialiseren.
Lees foutcodes en controleer of geen fouten zijn opgeslagen.