Deze functie wordt gebruikt wanneer de besturingseenheid van de xenonlampen of de hoogtesensor vervangen werden.
Test condities:
Contact aan.
Voertuig stationair.
Geen fouten in het systeem
Het voertuig moet op een vlakke ondergrond staan.
Voertuig dient onbelast te zijn.
Neutrale transmissie.
Procedure:
Start de functie.
Na de initiatie, schakel uit en wacht tot het controlelampje voor de start van de inhibitor begint te knipperen.
Controleer het parameternummer: 10. De status moet “voltooid” zijn.
De functie is uitgevoerd.
Werkt de functie niet, controleer dan de testvoorwaarden en repareer eventuele defecten.