Bij het configureren van voertuigsystemen wordt u verwezen naar aanpassingsroutes in de regeleenheid. Elke route correspondeert met een functie in de regeleenheid. Routes en functies variëren afhankelijk van het type regeleenheid. Door in een route de opgeslagen waarde te wijzigen, verandert u ook zijn eigenschappen. Bij het invoeren van sommige routes kan een korte tekst verschijnen als hulp bij de configuratie. Routes en waarden staan in het werkplaatshandboek e.d.
Opmerking:
Het werkplaatshandboek met routes en waarden moet beschikbaar zijn.
Onjuiste configuratie kan veiligheid en/of prestaties van de auto beperken.
Testcondities:
De accuspanning moet hoger zijn dan 12V.
Contact aan, motor uit.
Alle elektrische belastingen moeten zijn uitgeschakeld.
Procedure:
Start de functie 'Algemene configuratie'.
Voer de route in het invoerveld in, bevestig met 'OK'.
Als geen geldige route is ingevoerd, wordt de functie afgebroken.
De huidige routewaarde wordt aangegeven.
Als de huidige waarde ok is, kan de functie worden afgebroken met 'Nee'
Als de aangegeven route-waarde correct is, druk dan op 'Ja' om de waarde op te slaan.
Als u de aangegeven route-waarde niet wilt opslaan, druk dan op 'Nee' om terug te gaan naar de instructie in stap 3.
Verlaat de functie.