Aanpassing nulstand (Xenon)


Het automatische controlesysteem voor de instelling van de koplampen werkt met sensors voor het niveau voor en achter. Deze functie compenseert de instelling automatisch, afhankelijk van de belading. Door het kalibreren van de instelling van de koplampen wordt een eventuele afwijking van de startpositie gecompenseerd. De spanningswaarde van de niveausensors wordt in de datalijst met parameters afgelezen als de niveausensor voor/achter. De afwijking van het chassis sinds de laatste kalibratie kan worden afgelezen in de datalijst met parameters (veercompressie). De kalibratie moet worden uitgevoerd na het demonteren/vervangen van koplampen of niveausensors.

Opmerking:

Er zijn drie verschillende chassis (hoog, normaal, laag chassis). Elk chassis heeft zijn eigen streefwaarde voor de niveausensors. Kies bij het kalibreren het desbetreffende chassis voor de auto. Als de nulstand niet kan worden aangepast, zijn de actuele waarden van de niveausensors buiten het bereik.

Streefwaarde voor hoog chassis:

Streefwaarde voor normaal chassis:

Streefwaarde voor laag chassis:

Testcondities:

Uitvoering:

  1. Kies de functie: "Aanpassing nulstand". Bevestig met Ok

  2. Een dialoogvenster geeft aan: Parkeer het voertuig op een vlakke ondergrond zonder extra beladting, contact aan. Bevestig met Ok

  3. Een dialoogvenster meldt chassiskeuze.

  4. Kies het juiste chassis voor de auto uit het menu. Bevestig met Ok

  5. Een dialoogvenster geeft de actuele waarden en de streefwaarden voor de niveausensors aan. De kalibratie is uitgevoerd, procedure voltooid verschijnt

    • Als de actuele waarden van de niveausensors buiten het bereik zijn, de Testcondities controleren.

  6. Eindig met Ok.