Gezien de toleranties bij de fabricage van injectors kan de ingespoten brandstofhoeveelheid variëren tussen de actuele en de berekende brandstofhoeveelheid. Na de productie worden deze afwijkingen vastgesteld en wordt er een instellingswaarde ontwikkeld voor elke injector. Met deze instellingswaarden corrigeert de motor controle module de berekende injectie hoeveelheid en verbetert zo de uitlaat uitstoten. Met deze functie kunnen de aanpassingswaarden van de geïnstalleerde injectors gewijzigd of opnieuw opgeslagen worden in de motorregeleenheid.
De aanpassingswaarde bestaat uit acht cijfers en staat bovenop de injector. Achter de aanpassingswaarde staat ook een tweecijferige injectorcode, deze is niet van belang voor het programmeren van de injector. Alleen de eerste acht cijfers moeten worden ingevoerd.
De volgende letters en cijfers kunnen gebruikt worden voor de instellingswaardes.
Indien een injector gerepareerd of vervangen wordt, dient gecontroleerd te worden of de gemarkeerde instellingswaarde overeenkomt met de opgeslagen waarde voor die cilinder in de motor controle eenheid. Indien de motor controle eenheid vervangen is, dient een aanpassing uitgevoerd te worden voor alle cilinders zodat alle geïnstalleerde injector´s instellingswaardes opgeslagen worden in een nieuwe controle eenheid.
Geen fouten in het systeem
Lees de aanopassingswaarde van de injector.
De opgeslagen waardes voor alle cilinders worden getoond. Indien een waarde veranderd zou moeten worden, druk "JA".
Selecteer op welke cilinder de waarde veranderd dient te worden, vul een nieuwe waarde in en druk op "OK" om op te slaan.
Waarden voor alle cilinders worden opnieuw getoond. Controleer of de nieuwe waarde voor de geselecteerde cilinder is opgeslagen.
Indien geen andere waardes veranderd moeten worden, selecteer "NEE" om deze functie te verlaten.
De functie is uitgevoerd.
Werkt de functie niet, controleer dan de testvoorwaarden en repareer eventuele defecten.