Deze functie dient te worden gebruikt nadat een component vervangen is of bij storing.
Opmerking:
Het contact mag tijdens de aanpassing niet uit worden gezet.
Als de aanpassing geannuleerd is of mislukt, controleer dan de foutcodes en testvoorwaarden.
Test condities:
Contact aan, motor uit.
Accuvoltage boven 12 V.
Omgevingstemperatuur boven 10°C.
De aanpassing heeft geen invloed op het gaspedaal.
Procedure:
Start de functie.
In een dialoogvenster wordt de voortgang van de aanpassing getoond.
De aanpassing is voltooid wanneer dit wordt aangegeven middels de status in het dialoogvenster.
Als de aanpassing geannuleerd is of mislukt, controleer dan de foutcodes en testvoorwaarden.
Sluit de aanpassing af.
Na een geslaagde aanpassing dient de regeleenheid te worden gereset.