Deze functie wordt gebruikt om één injector per keer tijdelijk uit te schakelen zodat de injectors functie kan worden gecontroleerd. Deze functie moet gebeuren met een actieve motor. Wanneer de gekozen injector afstaat, zal de motor ruw aanlopen en roken.
Test condities:
Motor aan.
Motortemperatuur tussen 85 en 100 °C.
Parkeerrem toegepast.
Neutrale transmissie.
Druk het gaspedaal niet in tijdens deze test.
Procedure:
Start de functie.
Volg de programma instructies.
De functie is uitgevoerd.
Werkt de functie niet, controleer dan de testvoorwaarden en repareer eventuele defecten.