Deze functie wordt gebruikt om één injector per keer tijdelijk uit te schakelen zodat de injectors functie kan worden gecontroleerd.
Opmerking:
De functie zal gedraaid worden met de motor aan, op de rpm waar het overslaan gebeurd.
Het motorgeluid moet veranderen als de injector afgesloten wordt.
Test condities:
Motor draait stationair.
Motortemperatuur boven de 75 °C.
Parkeerrem toegepast.
Procedure:
Start de functie.
Controleer test condities
Selecteer de cilinder waar de injector afgesloten moet worden.
Druk op "Start".
Controleer of het motorgeluid verandert.
Controleer brandstofverbruik en motor rpm.
Druk op "Stop".
Herhaal de test voor de andere cilinders.
Druk "OK" om de functie te verlaten.
De functie is uitgevoerd.
Werkt de functie niet, controleer dan de testvoorwaarden en repareer eventuele defecten.