Deze functie wordt gebruikt om de servicemodus te activeren. De parkeerrem wordt in een latere positie gezet en is tijdelijk uitgeschakeld (persoonlijke beveiliging).
De servicemodus moet worden geactiveerd als de volgende reparaties zijn uitgevoerd:
Vervangen van remblokken.
Uitwisseling van rem-krompassers.
Vervanging van de EMF activator.
Test condities:
Rempedaal niet ingedrukt.
Zorg ervoor dat het voertuig niet kan wegrijden.
Contact aan, motor uit.
Procedure:
Start de functie.
Volg de programma instructies.
De functie is nu voltooid.
Voer de operationele parkeerrem functie uit als het vervangen voltooid is.
Stap 4 moet uitgevoerd worden om de parkeerrem functie in werking te stellen.