Basisinstelling bandendrukcontrole


De bandendrukmonitoring is een softwaremodule in de ABS/ESP-module om langzame verliezen van luchtdruk op te sporen. Het rpm-signaal van wielsensoren van het ABS-systeem wordt gebruikt om de dynamische omtrek van elk wiel afzonderlijk te monitoreren. Wanneer de dynamische omtrek voor een wiel verandert, licht een controlelampje op in het combi-instrument.

De dynamische omtrek van de banden kan veranderen wanneer:

Het systeem voor de monitorering van de bandendruk beschikt over een geel controlelampje in het combi-instrument dat het volgende aangeeft:

Er zijn verschillende manieren om de bandendruk te monitoreren; de huidige instructie heeft PR-nummer: 7K1, 7K6, en 7K9.

Het PR-nummer van de auto kan afgelezen worden op het plaatje met de autogegevens, meestal aangebracht in het reservewiel of op de eerste pagina van het handboek.

Test condities:

Procedure:

“EERSTE BASISINSTELLING” (met knipperend controlelampje):

  1. Controleer de bandendruk en stuur indien nodig bij.

  2. Druk tegelijk op de knop ASR/ESP en de knop voor de monitorering van de bandendruk (SET), en dit minstens 2 seconden lang. Een bevestigingstoon is hoorbaar na een succesvolle kalibratie.

  3. De functie is uitgevoerd.

“BASISINSTELLING” (met vast brandend controlelampje en waarschuwingsgeluid):

  1. Controleer de bandendruk en stuur indien nodig bij.

  2. Druk op de knop voor de monitorering van de bandendruk (SET) gedurende minstens 2 seconden. Een bevestigingstoon is hoorbaar na een succesvolle kalibratie.

  3. De functie is uitgevoerd.