Basis instelling van de pilot injectie


Deze functie zal lopen nadat een of verschillende injectors vervangen zijn.

Zodra alle waardes voldaan zijn en de "OK" knop ingedrukt is, zal de gloeilamp beginnen te knipperen, wat aangeeft dat de inwerkingmodus gestart is. De lamp stopt met knipperen als de functie gedaan is.

Na een correcte loop functie, controleer of er storingscodes zijn in het systeem en wis deze allemaal. Storingscode "P1601" kan opgeslagen worden. Om enige storingscodes te wissen, moet de functie correct lopen.

De inwerkingsprocedure kan tot 10 keer herhaald moeten worden per injector.

Test condities:

Procedure:

  1. Start de functie.

  2. Volg de programma instructies.

  3. Klik op "OK" zodra alle waardes voltooid zijn.

  4. Verhoog motorsnelheid tot 3,000 rpm, laat dan de gaspedaal geheel en snel los. (De gaspedaal moet binnen 2 sec. na het starten losgelaten worden om hem in te drukken.)

  5. Zodra de motor snelheid terug is gelopen naar stationair, herhaal weer de procedure. (tot 10 keer per injector.)

  6. Draai ontsteking uit en wacht 10 seconden alvorens hem opnieuw aan te doen.

  7. Na het opnieuw aanzetten van de ontsteking, controleer of er storingscodes zijn in het systeem. Alle foutcodes wissen!

  8. De functie is uitgevoerd.

    • Werkt de functie niet, controleer dan de testvoorwaarden en repareer eventuele defecten.